Ezechiël 22

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Het woord van Jahweh werd tot mij gericht:

WILLIBRORD

Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:

2
CANISIUS

Mensenkind, wilt ge vonnissen; wilt ge de bloedstad vonnissen? Wijs haar dan op al haar gruwelen,

WILLIBRORD

Mensenkind, wilt ge vonnissen, wilt ge de bloedstad vonnissen? Houd haar dan al haar gruwelen voor

3
CANISIUS

en zeg: Zo spreekt Jahweh, de Heer! O stad, die binnen haar muren bloed vergiet, waardoor haar einde komt; en die tot eigen verderf gruwelbeelden vervaardigt, waardoor zij onrein wordt!

WILLIBRORD

en zeg: Zo spreekt Jahwe de Heer: O stad die in uw midden bloed vergiet en daardoor uw eigen ondergang bespoedigt, die zich afgodsbeelden maakt en zich daarmee verontreinigt:

4
CANISIUS

Door het bloed, dat ge vergoten hebt, staat ge schuldig, en om de gruwelbeelden, die ge vervaardigt, zijt ge onrein: ge verhaast uw dagen en bespoedigt de tijd van uw jaren! Daarom heb Ik u gemaakt tot het mikpunt der volken, tot een bespotting voor alle landen

WILLIBRORD

door het bloed dat ge vergiet bent ge schuldig en door de afgodsbeelden die ge gemaakt hebt bent ge onrein; daardoor hebt ge uw ondergang bespoedigd en bent aan de grens van uw bestaan gekomen. Daarom maak Ik u tot het mikpunt van de hoon der volken en een voorwerp van spot voor alle landen.

5
CANISIUS

Van nabij en van verre bespot men u; uw naam is geschandvlekt, uw verwarring is groot

WILLIBRORD

Uw nabije en uw verre buren zullen de spot drijven met u, die berucht bent om uw onreinheid en in wie verwarring heerst.

6
CANISIUS

Want zie: bij u zijn de vorsten van Israël; en allen zijn er op uit, om bloed te vergieten zoveel ze kunnen

WILLIBRORD

Zie, de vorsten van Israël hebben zich als taak gesteld bloed te vergieten, elk naar zijn vermogen.

7
CANISIUS

Vader en moeder worden bij u geminacht, de vreemdeling wordt in uw midden hardvochtig behandeld, wees en weduwe verschopt men bij u

WILLIBRORD

Binnen uw muren veracht men vader en moeder, doet men de vreemdeling geweld aan, onderdrukt men wezen en weduwen.

8
CANISIUS

Wat Mij heilig is, acht ge gering, en mijn sabbatten hebt ge ontwijd!

WILLIBRORD

Wat Mij heilig is acht gij gering en mijn sabbat ontwijdt ge.

9
CANISIUS

Aanbrengers onder u loeren er op, om bloed te vergieten! Op de bergen wordt bij u gegeten, en schandelijke ontucht komt onder u voor

WILLIBRORD

Binnen uw muren zijn er die met lasterpraat anderen naar het leven staan. Men houdt offermalen op de bergen en bedrijft er ontucht.

10
CANISIUS

Men ontbloot bij u de schaamte des vaders; die onrein is door stonden, verkracht men bij u

WILLIBRORD

Bij u ontbloot men de schaamte van zijn vader en een vrouw die onrein is door haar stonden dwingt men tot gemeenschap.

11
CANISIUS

Bij u misbruikt de een de vrouw van zijn naaste, onteert een ander zijn schoondochter door bloedschande, verkracht een derde zijn zuster, de eigen dochter van zijn vader

WILLIBRORD

Bij u misbruikt de een de vrouw van zijn naaste, onteert de ander zijn schoondochter door bloedschande; weer een ander verkracht zijn zuster, de dochter van zijn vader.

12
CANISIUS

Steekpenningen worden bij u aangenomen, om bloed te vergieten; woekerwinst en toeslag hebt ge geëist, en uw evenmens hebt ge afgezet; maar Mij hebt ge vergeten, zegt Jahweh, de Heer!

WILLIBRORD

Bij u neemt men steekpenningen aan om bloed te vergieten; ge eist rente en toeslag en uw evenmens zet ge af, maar ge vergeet Mij, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer.

13
CANISIUS

Welnu, Ik klap in mijn handen over de vuile winst die ge maakt, en over het bloed dat in uw midden stroomt

WILLIBRORD

Ik sla Mij in de hand van ergernis over de vuile winst die ge gemaakt hebt en over het bloed dat bij u vergoten is.

14
CANISIUS

Zal uw hart het uithouden, of zullen uw handen sterk genoeg zijn voor de dagen, dat Ik aan u mijn vonnis voltrek? Ik Jahweh heb het gezegd, Ik zal het doen

WILLIBRORD

Zal uw hart niet bezwijken en zullen uw handen sterk genoeg zijn in de tijd dat Ik met u afreken? Ik, Jahwe, heb gesproken en wat Ik zeg voer Ik uit.

15
CANISIUS

Ik ga u verstrooien onder de volken, u over de landen verspreiden, een einde maken aan uw onreinheid

WILLIBRORD

Ik zal u verspreiden onder de volken, u verstrooien over de landen en zo een einde maken aan uw onreinheid.

16
CANISIUS

Zo zult ge door uzelf in de ogen der volken worden onteerd, en zult ge erkennen, dat Ik Jahweh ben!

WILLIBRORD

Door uw eigen toedoen zult ge onteerd worden voor de ogen van de volken, en ge zult erkennen dat Ik Jahwe ben.

17
CANISIUS

Het woord van Jahweh werd tot mij gericht:

WILLIBRORD

Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:

18
CANISIUS

Mensenkind, het volk van Israël is voor Mij een hoop slakken geworden; allemaal slakken van koper en tin, van ijzer en lood en van zilver, midden in de oven!

WILLIBRORD

Mensenkind, het volk van Israël is voor Mij een hoop slakken geworden; ze zijn allen te zamen van zilver, brons, tin, ijzer en lood in de smeltoven slakken geworden.

19
CANISIUS

Daarom zegt Jahweh, de Heer: Omdat ge met u allen een hoop slakken zijt geworden, ga Ik u ophopen midden in Jerusalem

WILLIBRORD

Omdat ge allen te zamen een hoop slakken geworden bent, zegt Jahwe de Heer, daarom gooi Ik u in Jeruzalem op een hoop.

20
CANISIUS

Zoals men zilver en koper, ijzer, lood en tin midden in een oven dooreengooit, en er een vuur onder aanblaast om het te smelten, zo zal Ik in mijn toorn en mijn woede u opeenhopen, u erin gooien en smelten

WILLIBRORD

Zoals men zilver, brons, ijzer, lood en tin in de smeltoven bijeenbrengt en daaronder het vuur aanblaast om ze te smelten, zo zal Ik in mijn toorn en mijn woede u opeenhopen in de stad en daar smelten.

21
CANISIUS

Ik ga u opeenhopen, en over u het vuur van mijn toorn aanblazen, zodat ge er midden in wordt gesmolten

WILLIBRORD

Ik zal u verzamelen, het vuur van mijn toorn onder u aanblazen en u daar smelten.

22
CANISIUS

Zoals het zilver in een oven gesmolten wordt, zo zult ge binnen haar muren worden gesmolten, en zult ge erkennen, dat Ik, Jahweh, mijn toorn over u uitstort!

WILLIBRORD

Zoals zilver in de smeltoven gesmolten wordt, zult gij in Jeruzalem worden gesmolten, opdat ge erkent dat Ik, Jahwe, mijn woede over u de vrije loop heb gelaten.

23
CANISIUS

Het woord van Jahweh werd tot mij gericht

WILLIBRORD

Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:

24
CANISIUS

Mensenkind, zeg tot haar: Ge zijt een land, waarop het niet heeft geregend, en dat in de regentijd niet opgefrist werd

WILLIBRORD

Mensenkind, zeg tot het land: Ge bent een land dat op de dag van de toorn niet bevochtigd of door regen gedrenkt is.

25
CANISIUS

Zijn vorsten verteren levende mensen als een brullende, prooi zoekende leeuw; wat mooi en kostbaar is nemen ze af, en vergroten het aantal weduwen

WILLIBRORD

Uw vorsten zijn als brullende leeuwen die hun prooi verscheuren: mensenlevens tellen ze niet, ze roven schatten en kostbaarheden, het aantal weduwen in de stad neemt steeds meer toe.

26
CANISIUS

Zijn priesters verkrachten mijn wet, en ontwijden wat Mij heilig is; tussen heilig en profaan maken ze geen onderscheid, tussen rein en onrein leren ze geen verschil, en voor mijn sabbatten houden ze de ogen gesloten; zo word Ik in hun midden onteerd!

WILLIBRORD

Haar priesters doen mijn wet geweld aan en ontwijden wat heilig is; tussen heilig en profaan maken ze geen onderscheid; ze wijzen niet op het verschil tussen rein en onrein en ze storen zich niet aan mijn sabbat: zo word Ik in hun midden onteerd.

27
CANISIUS

Zijn prinsen zijn er als prooizoekende wolven op uit, om bloed te vergieten, om mensen in het verderf te storten, om zich onrechtmatig te verrijken

WILLIBRORD

Haar magistraten zijn verscheurende wolven: ze vergieten bloed en brengen mensen om het leven om zichzelf te bevoordelen.

28
CANISIUS

Zijn profeten bestrijken hen met kalk: loze zieners en valse voorspellers, die zeggen: "Zo spreekt Jahweh, de Heer", terwijl Jahweh niet gesproken heeft!

WILLIBRORD

Haar profeten verdoezelen de ernst van de toestand met pleisterwerk; ze zien loze visioenen en profeteren leugens; ze zeggen: Zo spreekt Jahwe de Heer, terwijl Jahwe niet gesproken heeft.

29
CANISIUS

De burgers handelen hardvochtig, en eigenen zich andermans goed toe; zij verschoppen den misdeelde en behoeftige, onderdrukken de vreemdelingen als rechtelozen

WILLIBRORD

Het volk van het land maakt zich schuldig aan afpersing en eigent zich andermans goed toe; het verdrukt misdeelden en behoeftigen en doet de vreemdelingen geweld aan, tegen alle recht in.

30
CANISIUS

Ik zocht onder hen naar een man, die de muur versperde, of tegenover Mij op de bres ging staan ten gunste van het land, opdat Ik het niet zou verwoesten, maar Ik vond er niet één

WILLIBRORD

Ik heb onder hen gezocht naar iemand die een wal zou kunnen opwerpen of op de bres zou kunnen gaan staan om het land tegen Mij te verdedigen, zodat Ik het niet zou verwoesten, maar Ik heb niemand gevonden.

31
CANISIUS

Nu stort Ik mijn woede over hen uit, in mijn brandende toorn reken Ik met hen af; hun gedrag zal Ik op hun hoofden doen neerkomen, zegt Jahweh, de Heer!

WILLIBRORD

Daarom laat Ik mijn woede over hen de vrije loop en verteer hen in het vuur van mijn toorn; hun daden laat Ik op hun eigen hoofd neerkomen, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer.