Ezechiël 13
Alle 2 beschikbare vertalingen
Het woord van Jahweh werd tot mij gericht!
Het woord van Jahwe werd tot mij gericht:
Mensenkind, profeteer tegen de profeten van Israël, en zeg tot hen, die eigenmachtig profeteren: Luistert naar het woord van Jahweh;
Mensenkind, profeteer tegen de profeten die op eigen gezag in Israël profeteren, en zeg tot hen: Luister naar het woord van Jahwe:
dit zegt Jahweh, de Heer! Wee de dwaze profeten, die hun inbeelding nalopen, zonder dat ze iets hebben gezien!
Zo spreekt Jahwe de Heer: Wee de dwaze profeten die zich alleen maar verbeelden iets gezien te hebben.
Als vossen op de puinhopen, zo zijn uw profeten, Israël!
Vossen op puinhopen, dat zijn Israëls profeten.
Gij zijt niet in de bres gesprongen, hebt geen muur rond het huis van Israël opgetrokken, opdat het staande zou blijven in de strijd op de dag van Jahweh
Ge zijt niet op de bres gaan staan en hebt geen muur opgetrokken rond het volk van Israël opdat het stand zou kunnen houden in de strijd op de dag van Jahwe.
Loze zieners en valse voorspellers zijn het; ze roepen "godsspraak van Jahweh", terwijl Jahweh ze niet gezonden heeft; en dan verwachten ze nog, dat Hij het woord zal vervullen!
Waardeloze zieners zijn het en valse voorspellers. Ze zeggen wel: 'Zo luidt het woord van Jahwe', maar Jahwe heeft ze niet gezonden. En dan verwachten ze nog dat hun woorden in vervulling gaan!
Hebt ge soms geen loos gezicht aanschouwd en geen valse voorspelling gegeven, toen ge riept "godsspraak van Jahweh", zonder dat Ik gesproken had?
Zijt gij geen waardeloze zieners en geen valse voorspellers? Gij hebt immers gezegd: 'Zo luidt het woord van Jahwe', terwijl Ik niet tot u gesproken had?
Daarom, zegt Jahweh, de Heer: Omdat ge leugens voorspeld en een waanbeeld geschouwd hebt, daarom zal Ik u treffen, zegt Jahweh, de Heer
Daarom! zo spreekt Jahwe de Heer: Omdat ge waardeloze zieners en valse voorspellers zijt, zal Ik u straffen, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer.
Neerkomen zal mijn hand op de profeten, die een waanbeeld schouwden en leugens voorspelden; in de kring van mijn volk worden ze niet toegelaten, in het boek van Israëls huis niet ingeschreven, op Israëls grondgebied komen ze niet. Zo zult ge erkennen, dat Ik Jahweh ben
Mijn hand zal die profeten treffen, die waardeloze zieners en valse voorspellers; tot de kring van mijn volk zullen ze niet behoren, in het boek van het volk van Israël niet ingeschreven worden en de grond van Israël niet betreden. En ge zult erkennen dat Ik Jahwe ben.
Juist omdat ze mijn volk misleid hebben, door "Vrede" te roepen, terwijl het geen vrede was, en toen men een muur had gebouwd, die zowaar met kalk bepleisterden,
Omdat ze mijn volk misleid hebben door te zeggen dat alles goed ging, terwijl het helemaal niet goed ging, en de muur, door het volk gebouwd, met kalk bepleisterd hebben,
daarom moet ge tot die kalkstrijkers zeggen: Hij zal vallen; een regenvlaag komt, de hagelstenen slaan neer, een windhoos breekt los!
zeg daarom tot die pleisteraars: Een stortregen zal neerplassen, hagelstenen zullen neerkletteren en een storm zal losbarsten.
En als de muur is ingezakt, zal men u dan niet vragen: Waar is de kalk, die gij erop hebt gestreken?
Als dan de muur ingestort is, zal men aan u vragen: 'Waar is nu de kalk die gij erop gestreken hebt?'
Waarachtig, zo spreekt Jahweh, de Heer: Ik zal in mijn woede een stormwind ontketenen, in mijn toorn een regenvlaag neerjagen, in mijn drift zullen hagelstenen vallen en alles vernielen
Ja, zo spreekt Jahwe de Heer, Ik zal in mijn woede een storm ontketenen, in mijn toorn laat Ik een stortregen neerstromen, in mijn verbolgenheid hagelstenen neerkletteren, en alles zal Ik vernietigen.
Verwoesten zal Ik de muur, die ge met kalk bepleisterd hebt; ter aarde laat Ik hem storten; zijn onderbouw wordt blootgelegd en zakt ineen, en gij wordt eronder verpletterd! Zo zult ge erkennen, dat Ik Jahweh ben!
Ik zal de muur die gij met kalk bepleisterd hebt omverhalen en tegen de vlakte werpen, en zijn fundering blootleggen. De stad zal vallen; ge zult daarin omkomen en erkennen dat Ik Jahwe ben.
Mijn woede zal Ik op de muur gaan koelen, maar ook op hen, die hem met kalk bepleisterden. Dan zal Ik vragen: Waar is de muur; waar zijn ze, die hem bepleisterden;
Ik zal mijn woede koelen op de muur en op degenen die hem met kalk bepleisterden. Dan zal Ik tot u zeggen: Verdwenen is de muur en verdwenen zijn gij die hem bepleisterd hebben,
waar de profeten van Israël, die over Jerusalem profeteerden, die vrede voor haar schouwden, terwijl het geen vrede was? Zo spreekt Jahweh, de Heer
de profeten van Israël, die over Jeruzalem profeteerden en in hun visioenen heil en voorspoed zagen, terwijl er van heil en voorspoed geen sprake kon zijn, luidt de godsspraak van Jahwe de Heer.
Mensenkind, vestig uw blikken op de dochters van uw volk, die eigenmachtig profeteren; ge moet tegen haar profeteren
Mensenkind, richt u tot de dochters van uw volk die op eigen gezag profeteren; profeteer tegen haar
en zeggen: Zo spreekt Jahweh, de Heer! Wee haar, die om zielen te vangen, toverstrikken naaien om ieders handgewricht, en sluiers draaien om het hoofd van groot en klein. Denkt ge de zielen van mijn volk te verstrikken, en uw eigen zielen in leven te houden?
en zeg: Zo spreekt Jahwe de Heer: Wee haar die strikken binden om de polsen en sluiers winden om het hoofd van groot en klein, op jacht naar mensenlevens. Zoudt ge op de levens van mijn volk kunnen jagen en daarbij uw eigen leven behouden?
Ge hebt Mij bij mijn volk ontwijd voor een handvol gerst en voor een paar korsten brood, door zielen te doden die niet mochten sterven, en zielen in leven te houden, die niet mochten leven, door mijn volk te misleiden, dat naar leugens luistert
Ge ontwijdt mijn naam bij mijn volk voor een handvol gerst en een stuk brood; gij doodt levens die niet mochten sterven en levens die verdienen te sterven tracht gij te behouden, want gij misleidt mijn volk, dat naar uw leugens luistert.
Daarom spreekt Jahweh, de Heer: Ik kom op uw toverstrikken af, waarmee ge de zielen als vogels vangt; Ik ruk ze af van uw armen, en laat de zielen, die gij jaagt, als vogels vrij;
Zo spreekt Jahwe de Heer: De strikken waarmee gij de levens als vogels vangt, zal Ik afrukken van de armen van uw slachtoffers, en de levens die gij als vogels gevangen hebt vrijlaten.
Ik ruk de sluiers van u af, bevrijd mijn volk uit uw macht, en laat het niet langer als wild in uw macht zijn. Zo zult ge erkennen, dat Ik Jahweh ben!
Ik zal uw sluiers verscheuren en mijn volk uit uw handen bevrijden; het zal niet langer uw prooi zijn. En ge zult erkennen dat Ik Jahwe ben.
Omdat ge met leugens het hart van den rechtvaardige opschrikt, dien Ik niet wil verschrikken, en de handen van den zondaar stijft, opdat hij zich niet bekeert van zijn slecht gedrag en in leven blijft:
Omdat door uw bedrog het hart van de rechtvaardige in nood geraakt is, geheel in strijd met mijn bedoelingen, en de boosdoener in zijn boosheid gestijfd is, zodat hij zich niet betert en in leven blijft,
daarom zult ge geen waanbeeld meer schouwen of leugens voorspellen, en zal Ik mijn volk uit uw macht bevrijden. Zo zult ge erkennen, dat Ik Jahweh ben!
daarom is het afgelopen met uw waardeloze visioenen en uw toverpraktijken; Ik zal mijn volk uit uw handen bevrijden en gij zult erkennen dat Ik Jahwe ben.