Deuteronomium 4
Alle 2 beschikbare vertalingen
Nu dan Israël, gehoorzaam aan de bepalingen en voorschriften, die ik ga leren en volbreng ze, opdat gij moogt leven en het land moogt binnengaan en bezitten, dat Jahweh, de God uwer vaderen, u wil schenken.
Luister dan, Israël, naar de voorschriften en bepalingen die ik u leer, en handel daarnaar. Dan zult gij leven en bezit gaan nemen van het land dat Jahwe, de God van uw vaderen, u schenkt.
Gij moogt niets toevoegen aan wat ik u ga bevelen, noch er iets afdoen: maar gij moet de geboden van Jahweh, uw God, die ik u heden geef, onderhouden.
Aan wat ik u voorschrijf, moogt gij niets toevoegen en er niets van afdoen; ge moet de geboden van Jahwe uw God onderhouden die ik u geef.
Met eigen ogen hebt ge gezien, wat Jahweh gedaan heeft om Báal-Peor. Want iedereen, die Báal-Peor achterna liep, heeft Jahweh, uw God, uit uw midden verdelgd;
Met eigen ogen hebt gij gezien wat Jahwe uw God in Baäl-peor gedaan heeft: iedereen die achter Baäl-peor was aangelopen, heeft Hij uit uw midden uitgeroeid.
maar gij, die trouw zijt gebleven aan Jahweh, uw God, zijt allen nog heden in leven.
Maar Gij die trouw zijt gebleven aan Jahwe uw God, gij zijt allen vandaag nog in leven.
Ziet, ik leer u de bepalingen en voorschriften, zoals Jahweh, mijn God, mij heeft bevolen, om ze getrouw te volbrengen in het land, dat ge nu in bezit gaat nemen.
Ik heb u nu de voorschriften en bepalingen geleerd, zoals Jahwe uw God mij heeft opgedragen. Handel ernaar in het land dat gij in bezit gaat nemen
Onderhoudt ze dus en leeft ze na! Want daarin zal uw wijsheid en inzicht bestaan in de ogen der volken, die, als zij al die bepalingen horen, zullen zeggen: Waarachtig, een wijs en verstandig volk is deze machtige natie!
en breng ze stipt ten uitvoer, want daaruit zal voor de volken uw wijsheid en uw inzicht blijken. Als zij al deze voorschriften horen, zullen ze zeggen: `Dat machtige volk is wijs en verstandig.'
Want welke machtige natie heeft een god zo nabij als Jahweh, onze God, ons nabij is, zo vaak wij Hem aanroepen;
Is er soms een andere grote natie, aan wie hun goden zo nabij zijn als Jahwe onze God ons nabij is, zo vaak wij Hem aanroepen?
en welke machtige natie heeft zulke rechtvaardige bepalingen en voorschriften, als heel deze Wet, die ik u heden geef!
Of is er een andere grote natie die zulke volmaakte voorschriften en bepalingen heeft als de wet die ik u heden geef?
Waak dus met de grootste zorg, om niets te vergeten, van wat uw eigen ogen hebben aanschouwd; verlies het heel uw leven niet uit uw gedachten, maar prent het uw kinderen en kleinkinderen in.
Wees dus op uw hoede en zorg er voor, dat gij niet vergeet wat gij met eigen ogen gezien hebt. Laat dat uw leven lang niet uit uw gedachten gaan en geef het door aan uw kinderen en kleinkinderen:
Eens hebt gij op de Horeb voor het aanschijn van Jahweh, uw God, gestaan, terwijl Jahweh tot mij sprak: Verzamel het volk voor Mij; Ik zal hun mijn woorden doen horen, opdat zij leren mogen Mij te vrezen, zolang zij leven op aarde, en het ook hun zonen mogen leren.
het was de dag dat gij bij de Horeb voor Jahwe uw God hebt gestaan, omdat Hij mij gezegd had: `Breng het volk bijeen; Ik wil hen toespreken, zodat zij Mij leren vrezen, al de dagen dat zij in het land leven, en zodat ook hun kinderen leren dat te doen.'
Toen zijt gij naderbij gekomen, en aan de voet van de berg gaan staan. En terwijl de berg in vlammen stond, die oplaaiden tot in het hart van de hemel, en er een donkere wolk en diepe duisternis hing,
Op die dag zijt gij volk bij de voet van de berg gaan staan. De berg was een laaiende vuurzee, tot hoog aan de hemel, met duisternis en donkere wolken.
sprak Jahweh tot u uit het vuur. Gij hebt toen de klank van woorden gehoord, alleen maar geluid, doch geen gedaante aanschouwd.
En uit het vuur heeft Jahwe uw God tot u gesproken. Gij hebt toen wel zijn woorden gehoord, maar geen gestalte gezien. Er was alleen maar een stem.
Hij openbaarde u zijn Verbond, de tien geboden, die Hij u beval te volbrengen, en die Hij op twee stenen tafelen schreef.
Jahwe heeft u toen zijn verbond geopenbaard en u bevolen het uit te voeren: de tien geboden die Hij toen op twee stenen platen heeft gegrift.
En aan mij heeft Jahweh toen bevolen, u de bepalingen en voorschriften te leren, opdat gij ze zoudt volbrengen in het land, dat gij in bezit gaat nemen.
En mij heeft Jahwe in die tijd bevolen u te onderrichten in de voorschriften en bepalingen die gij moet volbrengen in het land dat ge aan de overkant in bezit gaat nemen.
En omdat gij dus in het geheel geen gedaante aanschouwd hebt, toen Jahweh op de Horeb midden uit het vuur tot u sprak, daarom moet gij er u zorgvuldig voor wachten,
Omdat gij geen gestalte gezien hebt, toen Jahwe u bij de Horeb uit het vuur heeft toegesproken, moet gij zorgen,
misdadig een beeld van een afgod te maken, onder welke gedaante dan ook: in de vorm van een man of een vrouw,
u niet te bezondigen door beelden te maken van welke gestalte dan ook: of het nu de vorm van een man of een vrouw is,
in de vorm van een of ander beest op aarde, in de vorm van gevleugelde dieren in de lucht,
de vorm van een dier, dat op het land leeft, de vorm van een vogel, die langs de hemel vliegt,
in de vorm van dieren, die over de aarde kruipen, in de vorm van vissen, die in het water onder de aarde leven.
de vorm van een of ander kruipend gedierte of de vorm van een vis, die in het water onder de aarde leeft.
Wacht u er voor, uw blikken naar de hemel op te slaan en bij het zien van zon, maan en sterren, heel het heir van de hemel, u te laten verleiden, om hen te aanbidden en te dienen. Want Jahweh, uw God, heeft die aan alle volken onder heel de hemel overgelaten;
En als gij uw ogen naar de hemel heft en daar de zon, de maan, de sterren of een ander hemellichaam ziet, laat u dan niet verleiden om u voor hen neer te buigen en hen te vereren. Jahwe uw God heeft hen toebedeeld aan de andere volken onder de hemel.
maar u heeft Jahweh uitverkoren en u uit Egypte, die smeltoven, geleid, om Hem tot een eigen volk te zijn, zoals thans het geval is.
U echter heeft Jahwe uitgekozen en uit Egypte, die ijzeroven, gevoerd om zijn eigen volk te zijn, zoals gij heden zijt.
Daar Jahweh om uwentwil vergramd op mij was, heeft Hij gezworen, dat ik de Jordaan niet zal oversteken en het heerlijke land, dat Jahweh, uw God, u als erfdeel zal geven, niet zal binnengaan,
Omdat Jahwe door uw schuld op mij vertoornd was, heeft Hij gezworen dat ik de Jordaan niet zou oversteken en niet zou binnengaan in het heerlijke land dat Jahwe uw God u in eigendom geeft.
maar dat ik in dit land zal moeten sterven. Ik zelf zal dus de Jordaan niet overtrekken, maar gij zult er over gaan, en dit heerlijke land in bezit nemen.
Ik zal dus hier in dit land sterven zonder de Jordaan over te steken. Maar gij zult oversteken en bezit nemen van dat heerlijke land.
Dan moet ge u er voor hoeden, het Verbond te vergeten, dat Jahweh, uw God, met u sloot, en afgoden te maken, onder welke gedaante dan ook, wat Jahweh, uw God, u verboden heeft.
Zorg dat gij dan het verbond niet vergeet, door Jahwe uw God met u gesloten, en dat gij zijn verbod niet overtreedt door beelden te maken, van welke gestalte ook.
Want Jahweh, uw God, is een verterend vuur, een naijverige God.
Want Jahwe uw God is een verslindend vuur, een jaloerse God.
Maar wanneer gij kinderen en kleinkinderen zult hebben verwekt, en reeds lang zult zijn ingeburgerd in het land, dan zult gij misdadig afgoden maken onder een of andere gedaante, kwaad doen in de ogen van Jahweh, uw God, en Hem krenken.
Als gij kinderen en kleinkinderen hebt gekregen en ingeburgerd zijt in het land, en u dan bezondigt door beelden te maken in welke vorm dan ook, door te doen wat Jahwe uw God mishaagt, zodat ge zijn toorn opwekt,
Doch ik neem heden hemel en aarde tegen u tot getuigen, dat gij dan spoedig uit het land zult worden verdelgd, dat gij nu aan de overkant van de Jordaan in bezit gaat nemen. Dan zult gij daar niet lang blijven wonen, maar tot den laatsten man worden uitgeroeid.
dan neem ik heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen, dat ge spoedig verdwenen zult zijn uit het land dat ge aan de overkant van de Jordaan in bezit gaat nemen. In plaats van daar lang te leven zult ge volledig worden uitgeroeid.
Dan zal Jahweh u onder de volken verstrooien, en slechts weinigen van u zullen overblijven onder de naties, waar Jahweh u heen drijft.
Verstrooien zal Jahwe u onder de volken, en slechts een klein getal zal er van u overblijven onder de volken, waar Jahwe u heendrijft.
Daar zult gij goden kunnen dienen, door mensenhanden gemaakt, hout en steen, die zien noch horen, eten noch ruiken.
Daar zult gij goden kunnen vereren, maaksels van mensen handen, van hout en van steen, die niet zien of horen, niet eten of ruiken.
Maar zodra gij dan Jahweh, uw God, weer zult zoeken, zult gij Hem vinden, zo ge Hem zoekt met heel uw hart en heel uw ziel.
Maar zoekt gij daar Jahwe uw God weer, dan zult ge Hem vinden, als ge Hem tenminste zoekt met heel uw hart en heel uw ziel.
Wanneer gij in benauwdheid zijt en dit alles u treft, zult gij u ten laatste bekeren tot Jahweh, uw God, en weer naar Hem luisteren.
Wanneer dit alles over u gekomen is en gij geen uitweg meer ziet, dan zult ge tenslotte terugkeren tot Jahwe uw God en luisteren naar zijn woord.
Want Jahweh, uw God, is een barmhartige God! Hij zal u verlaten noch verdelgen, en het Verbond niet vergeten, dat Hij uw vaderen bezworen heeft.
Want Jahwe uw God is een barmhartige God; Hij zal u niet aan uw lot overlaten, Hij wil uw ondergang niet en Hij zal het verbond niet vergeten dat Hij uw vaderen met een eed heeft bevestigd.
Ondervraag de oude tijden, die u vooraf zijn gegaan, sinds de dag, dat Jahweh den mens heeft geschapen op aarde; ondervraag het ene eind van de hemel tot het andere eind, of er ooit zo iets groots is geschied en ooit zo iets is gehoord;
Ga de oude tijden maar na die u zijn voorafgegaan, vanaf de dag dat God mensen op de aarde schiep, kijk maar van het ene uiteinde van de hemel tot aan het andere: is er ooit zo iets groots gebeurd of is er ooit iets dergelijks gehoord?
of ooit een volk de stem van een god heeft gehoord, die uit het vuur heeft gesproken, zoals gij hebt gehoord, en in leven bleef;
Heeft een volk ooit een god uit het vuur horen spreken zoals gij, en daarbij het leven behouden?
of ooit een god het heeft beproefd, midden uit een ander volk zich een volk te komen halen door rampen, tekenen, wonderen en oorlogen, met sterke hand, gespierde arm en onder grote verschrikkingen, zoals Jahweh, uw God, voor uw eigen ogen met u heeft gedaan in Egypte.
Of heeft ooit een god gepoogd uit een ander volk een volk te komen uitkiezen door beproevingen, door tekenen en wonderen, door oorlogen, met sterke hand en uitgestrekte arm, door grote, schrikwekkende daden, zoals Jahwe uw God die voor uw eigen ogen in Egypte heeft verricht?
U is het getoond, opdat gij zoudt weten, dat Jahweh God is, en geen ander dan Hij.
Gij hebt dat mogen aanschouwen, om tot de erkenning te komen dat Jahwe uw God is; er is geen ander dan Hij.
Om u te onderrichten heeft Hij uit de hemel zijn stem laten horen en op de aarde u zijn machtig vuur laten zien, en hebt gij midden uit het vuur zijn woorden gehoord.
Uit de hemel heeft Hij u zijn stem laten horen om u de weg te wijzen, en op aarde heeft Hij u dat grote vuur laten zien, waaruit gij hem hebt horen spreken.
Omdat Hij uw vaderen heeft bemind en hun nageslacht heeft uitverkoren, omdat Hij u in eigen persoon met grote kracht uit Egypte heeft geleid,
Omdat Hij uw vaderen heeft liefgehad en hun nageslacht heeft uitverkoren, daarom heeft Hij in eigen persoon u met grote macht uit Egypte geleid.
om volken, groter en machtiger dan gij, voor u te verdrijven, u in hun land te geleiden en het u als erfdeel te schenken, zoals heden geschiedt:
Hij heeft volken, groter en machtiger dan gij, voor u verdreven; Hij heeft u naar hun land gebracht en het u in eigendom gegeven, zoals het heden is.
daarom moet gij heden erkennen en in uw hart prenten, dat Jahweh God is in de hemel daarboven en op aarde beneden, en anders geen.
Erken dan heden en prent het in uw hart: Jahwe is God in de hemel boven en op de aarde beneden; er is geen ander.
Onderhoudt zijn bepalingen en geboden, die ik u heden ga geven, opdat het u en uw zonen na u goed moge gaan, en gij lang het land moogt bewonen, dat Jahweh, uw God, u voor altijd gaat schenken.
Onderhoud zijn voorschriften en geboden die ik u heden geef. Dan zult gij met uw kinderen gelukkig zijn en lang leven op de grond die Jahwe uw God u voor altijd schenkt.
Toen zonderde Moses in het oosten, in het Overjordaanse, drie steden af,
Toen wees Mozes aan de overkant van de Jordaan drie steden aan
waarheen iemand zou kunnen vluchten, die zijn naaste zonder opzet had gedood, en zonder dat hij hem vroeger had gehaat, en waar hij in leven zou blijven als hij in een van die steden de wijk had genomen.
als wijkplaats voor degene die zonder opzet een ander, die hij van te voren niet haatte, heeft doodgeslagen. Door naar een van die steden de wijk te nemen kan hij zijn leven redden.
Bij de Rubenieten Béser van de woestijn, in de vlakte, bij de Gadieten Ramot in Gilad, en bij de Manassieten Golan in Basjan.
Het waren Beser in de woestijn op de hoogvlakte voor de Rubenieten, Ramot in Gilead voor de Gadieten en Golan in Basan voor de Manassieten.
Dit is de wet, die Moses de Israëlieten voorhield,
Dit is de wet die Mozes de Israëlieten heeft opgelegd.
en dit zijn de beschikkingen, bepalingen en voorschriften, die Moses aan de Israëlieten afkondigde, na hun uittocht uit Egypte.
Het zijn de verordeningen, voorschriften en bepalingen die Mozes bij de tocht uit Egypte mondeling aan de Israëlieten heeft medegedeeld,
Het geschiedde in het Overjordaanse, in de vallei tegenover Bet-Peor in het land van Sichon, den koning der Amorieten, die in Chesjbon woonde, nadat Moses en de Israëlieten, na hun uittocht uit Egypte, hem hadden verslagen,
aan de overkant van de Jordaan, in de vlakte bij Bet-peor, in het gebied van Sichon, de koning van de Amorieten die in Chesbon woonde. Mozes en de Israëlieten hadden hem bij hun komst uit Egypte verslagen
en zijn land en dat van Og, den koning van Basjan, de beide koningen der Amorieten, die ten oosten in het Overjordaanse woonden, in bezit hadden genomen:
en zijn land in bezit genomen, evenals dat van Og, de koning van Basan, - de twee koningen van de Amorieten aan de oostkant van de Jordaan
van Aroër af, dat aan de rand van het Arnon-dal ligt tot aan de berg Sirjon (dat is
vanaf Aroer tot aan het Siongebergte, ook Hermon genoemd,
met heel de Araba aan de oostelijke oever van de Jordaan tot aan de zee van de Araba aan de voet van de hellingen van de Pisga.
en heel de Araba ten oosten van de Jordaan tot aan de Dode Zee, aan de voet van de hellingen van de Pisga.