Amos 8

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Nog dit liet Jahweh mij schouwen. Zie, daar stond een korf met rijpe vruchten.

WILLIBRORD

Dit liet de Heer, Jahwe, mij zien: een mand met rijpe vruchten. Hij vroeg: 'Wat ziet gij Amos?' Ik antwoordde: 'Een mand met rijpe vruchten.'

2
CANISIUS

Hij sprak: Wat ziet ge, Amos? Ik gaf ten antwoord: Een korf met rijpe vruchten. Toen

WILLIBRORD

Toen zei Jahwe tot mij: Israël, mijn volk, is rijp voor de ondergang; Ik zal het niet langer genadig voorbijgaan.

3
CANISIUS

De hengsels van de tempel zullen knersen op die dag: is de godsspraak van Jahweh! Ontelbaar zullen de lijken zijn; overal zal stilte heersen!

WILLIBRORD

Op die dag zullen in de tempel de liederen in weeklachten verkeren. Zo luidt de godsspraak van de Heer, Jahwe. Talloos zijn de lijken! Overal liggen ze neergesmeten! Alles is stil!

4
CANISIUS

Hoort dit, gij die den arme vertrapt, Eenvoudige lieden verdrukt;

WILLIBRORD

Hoort dit, gij die strikken spant voor de armen om de misdeelden in het land te verdelgen,

5
CANISIUS

Die zegt: Wanneer is de nieuwe maan voorbij, Dat we weer koren kunnen verkopen, De sabbat, dat wij de graanschuur openen! Die de maat verkleint, de sikkel verzwaart, De weegschaal vervalst.

WILLIBRORD

gij die redeneert: 'Wanneer is de nieuwe maan voorbij? Dan kunnen wij ons koren verkopen! En wanneer de sabbat? Dan kunnen wij ons graan uitstallen. Dan verkleinen wij de efa, dan verhogen wij de prijs en bedriegen wij met een vervalste weegschaal.

6
CANISIUS

Die de zwakken om een geldschuld koopt, Den arme om een paar schoenen, En zelfs de afval van koren verkwanselt.

WILLIBRORD

Dan kopen wij de kleine man voor geld, de arme voor een paar schoenen, en verhandelen wij zelfs het uitschot van ons koren.'

7
CANISIUS

Bij Jakobs Glorie heeft Jahweh gezworen: In eeuwigheid zal Ik geen hunner werken vergeten!

WILLIBRORD

Jahwe heeft gezworen bij de heerlijkheid van Jakob: Geen van hun daden zal Ik ooit vergeten!

8
CANISIUS

Of zou het land daarvan niet rillen, En wie erop wonen, geen rouw bedrijven; Zou het niet overal als de Nijl in de hoogte rijzen, Wegvallen en zinken als de stroom van Egypte?

WILLIBRORD

De aarde zal daarom gaan beven en al haar bewoners zullen rouwen. Heel de aarde zal rijzen, als de Nijl, plotseling stijgen en weer zakken, als de rivier van Egypte.

9
CANISIUS

Op die dag zal het gebeuren, Is de godsspraak van Jahweh: Dat Ik de zon doe ondergaan op de middag, En de aarde verduister op klaarlichte dag!

WILLIBRORD

Op die dag - zo luidt de godsspraak van de Heer, Jahwe doe Ik de zon ondergaan op het middaguur, verduister Ik de aarde op klaarlichte dag.

10
CANISIUS

Uw feesten zal Ik in rouw verkeren, Al uw zangen in klagen; Op alle lenden leg Ik een zak, Op alle hoofden een kale kruin. Ik zal rouw verwekken als voor een enigen zoon, En het einde zal zijn als een bittere dag!

WILLIBRORD

Dan verkeer Ik uw feesten in rouw, al uw liederen in weeklachten; om alle heupen leg Ik een rouwkleed en alle hoofden scheer Ik kaal. Ik zal het land doen rouwen als over een enig kind; de laatste dag van dit land zal bitter zijn.

11
CANISIUS

Zie, de dagen gaan komen, Is de godsspraak van Jahweh, Dat Ik over dit land een honger zal brengen: Geen honger naar brood, Geen dorst naar water, Maar om het woord van Jahweh te horen!

WILLIBRORD

Zie, de dagen komen - zo luidt de godsspraak van de Heer, Jahwe - dat Ik honger breng in het land, geen honger naar brood, geen dorst naar water, maar honger en dorst om het woord van Jahwe te horen.

12
CANISIUS

Dan zal men zwerven van zee tot zee, Doolt men rond van het noorden naar het oosten, Om het woord van Jahweh te horen; Maar men zal het niet vinden!

WILLIBRORD

Dan zullen zij zwerven van zee naar zee, dwalen van het noorden naar het oosten overal zoekend naar het woord van Jahwe, maar zij zullen het niet vinden.

13
CANISIUS

Dan zullen de schone maagden, De jonge mannen bezwijken van dorst.

WILLIBRORD

Op die dag zullen de bloeiende meisjes en de stralende jongemannen verkwijnen van dorst.

14
CANISIUS

En zij, die bij de zonde van Samaria zweren, Of zeggen: Dan, bij het leven van uw God; Bersabe, zo waar uw schutspatroon leeft: Ze zullen vallen, nooit staan ze meer op!

WILLIBRORD

En zij die zweren bij de zondegod van Samaria, of die zeggen: 'Zo waar uw god leeft, Dan!' en die zeggen: 'Bij de eredienst van Berseba!' Zij zullen vallen om nooit meer op te staan.