2 Samuel 9
Alle 2 beschikbare vertalingen
Nu ontbood de profeet Eliseus een van de profetenzonen, en beval hem: Omgord uw lenden, en ga met deze kruik olie naar Rama in Gilad.
David vroeg: `Is er nog iemand van de familie van Saul in leven? Om wille van Jonatan zou ik hem een gunst willen bewijzen.'
Daar aangekomen, moet ge uitzien naar Jehoe, den zoon van Jehosjafat, zoon van Nimsji. En wanneer ge hem gevonden hebt, moet ge hem uit de kring van zijn gezellen roepen, en hem in een binnenkamer brengen.
Nu had de familie van Saul een dienaar die Siba heette. Hij werd bij David ontboden en de koning vroeg hem: `Bent u Siba?' Hij antwoordde: `Om u te dienen.'
Neem dan de kruik met olie, giet die over zijn hoofd uit, en zeg: "Zo spreekt Jahweh!
Daarop vroeg de koning: `Is er nog iemand van de familie van Saul in leven? Ik zou hem een uitzonderlijke gunst willen bewijzen.' Siba antwoordde de koning: `Ja, er is nog een zoon van Jonatan in leven; hij heeft ongelukkige voeten.'
De jonge profeet ging dus naar Rama in Gilad, en
De koning vroeg: `Waar woont hij?' Siba antwoordde: `In het huis van Makir, de zoon van Ammiël, in Lo-debar.'
kwam daar juist aan, toen de legeroversten bij elkander zaten. Hij sprak: Overste, ik heb u iets te zeggen. Jehoe vroeg: Wien van ons allen? Hij antwoordde: U, overste.
Daarop liet de koning hem halen uit het huis van Makir, de zoon van Ammiël, in Lo-debar.
Nu stond Jehoe op, en toen hij binnen was, goot de jonge profeet de olie over zijn hoofd, en zeide tot hem: Zo spreekt Jahweh, Israëls God! Ik zalf u tot koning over Israël, het volk van Jahweh.
Toen Mefiboset, de zoon van Jonatan, de zoon van Saul, bij David kwam, wierp hij zich voor hem neer en bracht hem hulde. David vroeg: `Bent u Mefiboset?' Hij antwoordde: `Om u te dienen.'
Gij moet het huis van Achab, uw meester, verdelgen. Want Ik zal het bloed van mijn dienaars, de profeten, en van al de dienaars van Jahweh wreken op Izébel
Toen zei David tot hem: `U hoeft niet bang te zijn: om wille van uw vader Jonatan ga ik u een gunst bewijzen. Ik zal u alle landerijen van uw vader Saul teruggeven en u zult voortaan aan mijn tafel eten.'
en op heel het huis van Achab; Ik zal al wat man is in Achabs huis, slaaf of vrij, in Israël uitroeien,
Mefiboset boog zich neer en zei: `Wat bekommert u zich om uw knecht, die niet meer waard is dan een dode hond?'
en met het huis van Achab handelen, zoals Ik met het huis van Jeroboam, den zoon van Nebat, en met dat van Basja, den zoon van Achi-ja, gedaan heb.
Daarna riep de koning Siba, de dienaar van Saul, en zei hem: `Alles wat Saul en zijn familie heeft toebehoord schenk ik aan de zoon van uw heer.
En Izébel zullen de honden verslinden op de open plaats voor Jizreël, en niemand zal haar begraven. Toen opende hij de deur, en liep weg.
U moet dat land bewerken, met uw zonen en knechten, en de opbrengst afdragen aan de zoon van uw heer, zodat hij ervan kan leven. En Mefiboset, de zoon van uw heer, zal voortaan aan mijn tafel eten.' Siba had vijftien zonen en twintig knechten.
Toen Jehoe bij de dienaren van zijn meester terugkwam, vroegen zij hem: Is er iets aan de hand? Wat kwam die razende doen? Hij antwoordde hun: Ge kent zulke mensen en
Toen zei Siba tot de koning: `Uw dienaar zal nauwgezet doen wat zijn heer de koning hem beveelt.' En Mefiboset at aan Davids tafel alsof hij een zoon van de koning was.
Maar ze zeiden: Uitvluchten; vertel het ons. Toen zei Jehoe: Hij heeft mij letterlijk gezegd: "Zo spreekt Jahweh! Ik zalf u tot koning over Israël".
Mefiboset had een zoontje dat Micha heette. Allen die in het huis van Siba woonden stonden onder het gezag van Mefiboset.
Terstond namen nu allen hun mantels, en spreidden die boven op de trap onder hem uit, staken de bazuin en riepen: Jehoe is koning!
Mefiboset kwam in Jeruzalem wonen, omdat hij nu altijd aan de tafel van de koning at. Zijn beide voeten waren misvormd.
Zo kwam Jehoe, de zoon van Jehosjafat, zoon van Nimsji, tegen Joram in opstand. Deze had toen met heel Israël Rama in Gilad bezet tegen Chazaël, den koning van Aram,
Niet beschikbaar in deze vertaling
maar was nu naar Jizreël teruggekeerd, om daar te herstellen van de wonden, die de Arameën hem in de strijd tegen Chazaël, den koning van Aram, hadden toegebracht. Nu sprak Jehoe: Wanneer ge er niets op tegen hebt, laten we niemand uit de stad ontsnappen, om het in Jizreël te gaan melden.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen besteeg hij zijn wagen en reed naar Jizreël; want daar lag Joram ziek, en koning Achazja van Juda was bij hem op bezoek.
Niet beschikbaar in deze vertaling
De wachter op de toren van Jizreël zag de bende van Jehoe aankomen en riep: Ik zie een grote troep volk. Joram beval: Neem een ruiter en stuur hun die tegemoet om te vragen, wat er gaande is.
Niet beschikbaar in deze vertaling
De ruiter reed hem dus tegemoet, en zeide: De koning vraagt, wat er gaande is. Jehoe antwoordde: Gij hebt er niets mee te maken, wat er gaande is. Keer om en volg mij! Nu berichtte de wachter: De bode heeft hen bereikt, maar keert niet terug.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen stuurde Joram er een anderen ruiter op af. Ook deze kwam bij hem, en zeide: De koning vraagt, wat er gaande is. Jehoe antwoordde: Gij hebt er niets mee te maken, wat er gaande is. Keer om en volg mij!
Niet beschikbaar in deze vertaling
En weer berichtte de wachter: De bode heeft hen bereikt, maar keert niet terug. Maar dat rijden daar lijkt wel het rijden van Jehoe, den zoon van Nimsji; want hij rijdt als een razende.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Nu beval Joram: Span in! En toen de paarden waren ingespannen, reden koning Joram van Israël en koning Achazja van Juda, elk op zijn eigen wagen, de stad uit, Jehoe tegemoet; en juist bij de akker van Nabot uit Jizreël ontmoetten ze hem.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Zodra Joram Jehoe zag, vroeg hij: Jehoe, wat is er toch gaande? Deze antwoordde: Wat
Niet beschikbaar in deze vertaling
Met een ruk wendde Joram de teugel, vluchtte weg, en schreeuwde tot Achazja: Verraad, Achazja!
Niet beschikbaar in deze vertaling
Maar Jehoe spande zijn boog, en trof Joram tussen de schouderbladen; de pijl doorboorde hem het hart, en hij zonk in zijn wagen ineen.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Nu beval Jehoe Bidkar, zijn hoofdman: Neem hem op, en werp hem op de akker van den Jizreëliet Nabot. Want ik herinner mij, dat, toen wij samen achter zijn vader Achab reden, Jahweh deze godsspraak tot hem richtte:
Niet beschikbaar in deze vertaling
"Zo spreekt Jahweh! Gisteren heb ik het bloed van Nabot en zijn zonen gezien! Zo spreekt
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen Achazja, de koning van Juda, dit zag, vluchtte hij weg in de richting van Bet-Haggan; maar Jehoe zette hem achterna en riep: Nu hem; schiet hem neer! Zij schoten hem in zijn wagen neer in de pas van Goer, bij Jibleam. Hij kon nog juist naar Megiddo vluchten, maar daar stierf hij.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Zijn dienaren legden hem nu in zijn wagen, en brachten hem naar Jerusalem; daar begroeven zij hem in zijn eigen graf bij zijn vaderen in de Davidstad.
Niet beschikbaar in deze vertaling
In het elfde jaar der regering van Joram, den zoon van Achab, was Achazja koning van Juda geworden.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Nu ging Jehoe naar Jizreël. Zodra Izébel dit hoorde, verfde zij haar ogen, maakte haar kapsel in orde, en ging door het venster staan kijken.
Niet beschikbaar in deze vertaling
En toen Jehoe de poort binnenreed, riep zij: Hoe gaat het, Zimri; hoe gaat het den moordenaar van zijn heer?
Niet beschikbaar in deze vertaling
Hij keek op naar het venster, en riep: Wie houdt het met mij; wie? En tot een paar
Niet beschikbaar in deze vertaling
riep hij: Gooit ze er uit! Dezen wierpen haar naar beneden; haar bloed spatte tegen de muur en tegen de paarden, die haar vertrapten.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Daarop ging Jehoe de stad binnen; en toen hij gegeten en gedronken had, gaf hij bevel: Gaat kijken naar die vervloekte, en begraaft haar; want zij is tenslotte een koningsdochter.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Maar toen men heenging, om haar te begraven, vond men niets meer van haar dan de schedel, de voeten en de handen.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Ze keerden terug, om het aan Jehoe te melden. Hij riep uit: Zo heeft het Jahweh door zijn dienaar Elias uit Tisjbe voorspeld: "Op de plaats van Jizreël zullen de honden
Niet beschikbaar in deze vertaling
het lijk van Izébel zal zijn als mest op het land, zodat men niet zal kunnen zeggen: Daar ligt Izébel!"
Niet beschikbaar in deze vertaling