2 Samuel 8
Alle 2 beschikbare vertalingen
Eliseus had in een gesprek met de vrouw, wier zoon hij ten leven had opgewekt, gezegd: Vertrek, en ga met uw gezin voor enige tijd ergens in het buitenland wonen; want Jahweh dreigt met hongersnood. Die is er trouwens reeds, en zal zeven jaar duren.
Enige tijd later versloeg David de Filistijnen. Hij onderwierp hen en hij nam hun de teugels uit handen.
En de vrouw was vertrokken en had gedaan, wat de godsman gezegd had; zij was heengegaan met haar gezin, en had zeven jaar in het land der Filistijnen vertoefd.
Ook versloeg hij de Moabieten. Hij beval hun, plat op de grond te gaan liggen en ging er toen langs met een meetsnoer, dat hij uitlegde, twee lengten voor wie moesten sterven, een lengte voor wie in leven mocht blijven. Zo onderwierp David de Moabieten en maakte hen schatplichtig.
Na verloop van zeven jaar was de vrouw uit het land der Filistijnen teruggekeerd, en nu ging zij naar den koning, om zijn hulp in te roepen voor haar huis en haar land.
David versloeg ook Hadadezer, de zoon van Rechob en koning van Soba, toen deze uitgerukt was om aan de Rivier zijn gezag te herstellen.
De koning was toen in gesprek met Gechazi, den dienaar van Eliseus. Hij zeide: Vertel me toch al de wonderen, die Eliseus gedaan heeft.
David nam zeventienhonderd wagenmenners van Hadadezer gevangen en twintigduizend man voetvolk. Hij maakte alle wagens onbruikbaar, op honderd na.
En juist was hij den koning aan het vertellen, hoe Eliseüs een dode had opgewekt, toen de vrouw, wier zoon hij het leven had weergegeven, bij den koning kwam smeken om haar huis en haar land. Gechazi zeide: Mijn heer en koning, daar hebt gij de vrouw met haar zoon, dien Eliseus heeft opgewekt.
De Arameeërs van Damascus kwamen Hadadezer, de koning van Soba, te hulp, maar David sloeg tweeëntwintigduizend Arameeërs neer.
Nu ondervroeg de koning de vrouw, en zij vertelde hem alles. Toen gaf de koning haar een kamerling mee met de opdracht: Zorg er voor, dat zij heel haar eigendom terugkrijgt, met heel de opbrengst van de akker sinds het ogenblik, waarop zij het land verliet, tot heden toe.
Hij legerde een garnizoen bij de Arameeërs van Damascus; zo onderwierp David de Arameeërs en maakte hen schatplichtig. Aldus gaf Jahwe aan David de overwinning bij al zijn veldtochten.
Eliseus kwam eens te Damascus, ter, wijl koning Ben-Hadad van Aram ziek lag. Toen men den koning berichtte, dat de godsman in de stad was aangekomen,
David maakte zich meester van de gouden schilden die aan de dienaren van Hadadezer hadden toebehoord en liet ze naar Jeruzalem brengen.
zeide hij tot Chazaël: Neem geschenken mee en ga naar den godsman, om door zijn bemiddeling Jahweh te raadplegen, en Hem te vragen, of ik van deze ziekte genezen zal.
In Betach en Berotai, twee steden van Hadadezer, maakte koning David zich meester van een grote hoeveelheid brons.
Chazaël ging er dus heen, en nam als geschenk veertig kameellasten met allerlei kostbaarheden van Damascus mee. Bij den godsman aangekomen, maakte hij zijn opwachting, en zeide: Uw zoon Ben-Hadad, de koning van Aram, zendt mij tot u, om u te vragen, of hij van zijn ziekte genezen zal.
Toen Toi, de koning van Hamat, hoorde dat David de gehele legermacht van Hadadezer verslagen had,
Eliseus antwoordde: Ga hem maar zeggen, dat hij zal genezen; doch Jahweh heeft mij geopenbaard, dat hij zeker zal sterven.
zond hij zijn zoon Joram naar koning David om zijn opwachting bij hem te maken en hem geluk te wensen dat hij Hadadezer in de strijd had weten te verslaan. Hadadezer had namelijk met Toi altijd op voet van oorlog geleegd. Joram bracht geschenken mee van zilver, goud en brons.
Maar nu verstarde het gelaat van den godsman; hij werd hevig ontsteld, en begon ten slotte te wenen.
Ook deze geschenken wijdde koning David toe aan Jahwe, zoals hij ook gedaan had met het zilver en het goud dat buitgemaakt was op alle volken die hij onderworpen had,
Chazaël vroeg hem: Heer, waarom weent gij? Hij antwoordde: Omdat ik weet, hoeveel
Arameeërs, Moabieten, Ammonieten, Filistijnen en Amalekieten, en op Hadadezer, de zoon van Rechob en koning van Soba.
Chazaël zeide: Maar hoe kan uw dienaar, een dode hond, zo iets geweldigs verrichten?
David heeft op zijn terugweg nog roem verworven door in het Zoutdal achttienduizend Edomieten neer te slaan.
Zo ging hij van Eliseus heen. Toen hij bij zijn heer was aangekomen, vroeg deze hem: Wat heeft Eliseus u gezegd? Hij antwoordde: Hij heeft mij gezegd, dat gij genezen
In Edom legerde hij garnizoenen, overal in Edom, zodat alle Edomieten aan David onderworpen waren. Aldus gaf Jahwe aan David de overwinning bij al zijn veldtochten.
Maar de volgende dag nam hij een laken, doopte het in water en drukte het Ben-Hadad op het gezicht. Deze stierf, en Chazaël werd koning in zijn plaats.
David was koning over heel Israël en hij was degene die voor heel zijn volk recht en gerechtigheid behartigde.
In het vijfde jaar der regering van Joram, den zoon van Achab, over Israël, werd Joram, de zoon van Josafat, koning van Juda.
Joab, de zoon van Seruja, was opperbevelhebber van het leger, Josafat, de zoon van Achilud, was raadsheer,
Hij was twee en dertig jaar oud, toen hij koning werd, en regeerde acht jaar te Jerusalem.
Sadok, de zoon van Achitub, en Achimelek, de zoon van Abjatar, waren priester, Seraja was schrijver,
Hij volgde het wangedrag van de koningen van Israël, evenals het huis van Achab; want hij was met een dochter van Achab gehuwd. Hij deed wat kwaad was in de ogen van Jahweh.
Benaja, de zoon van Jojada, was bevelhebber over de Keretieten en Peletieten, en de zonen van David waren priester.
Toch wilde Jahweh Juda niet vernietigen terwille van David, zijn dienaar, tot wien Hij gezegd had, dat Hij hem voor altijd een licht zou geven voor zijn aanschijn.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Tijdens zijn regering maakten de Edomieten zich onafhankelijk van Juda, en stelden een eigen koning aan.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Daarom trok Joram met al zijn strijdwagens naar Saïr. Maar toen hij ‘s nachts een
Niet beschikbaar in deze vertaling
Zo werd Edom van Juda onafhankelijk, en is het gebleven tot heden toe. Ook Libna ging bij die gelegenheid verloren.
Niet beschikbaar in deze vertaling
De verdere geschiedenis van Joram, met al wat hij deed, is beschreven in het boek der kronieken van de koningen van Juda.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Joram ging bij zijn vaderen te ruste, en werd in de Davidstad bij zijn vaderen begraven. Zijn zoon Achazja volgde hem op.
Niet beschikbaar in deze vertaling
In het twaalfde jaar der regering van Joram, den zoon van Achab, over Israël, werd Achazja, de zoon van Joram, koning van Juda.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Achazja was twee en twintig jaar, toen hij koning werd, en regeerde één jaar te Jerusalem. Zijn moeder heette Ataljáhoe, en was de dochter van Amri.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Hij volgde het wangedrag van het huis van Achab en deed wat kwaad was in de ogen van Jahweh, juist als het huis van Achab; hij was trouwens met het huis van Achab verwant.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen Joram, de zoon van Achab, ten strijde trok tegen koning Chazaël van Aram, werd hij bij Rama in Gilad door de Arameën gewond.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Daarom keerde koning Joram terug, om te Jizreël te herstellen van de wonden, die de Arameën hem in de oorlog met Chazaël, den koning van Aram, bij Rama hadden toegebracht. En bij die gelegenheid kwam Achazja, de zoon van Joram en koning van Juda, den zieken Joram, den zoon van Achab, te Jizreël bezoeken.
Niet beschikbaar in deze vertaling