2 Samuel 24

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Tijdens de regering van Jehojakim trok Nabukodonosor, de koning van Babel, op en onderwierp hem. Maar na drie jaren kwam hij in opstand.

WILLIBRORD

Opnieuw ontbrandde de toorn van Jahwe tegen de Israëlieten. Hij zette David tegen hen op door te zeggen: `Ga een volkstelling houden in Israël en Juda.'

2
CANISIUS

Daarom zond Nabukodonosor chaldese, aramese, moabietische en ammonietische benden op hem af. Hij stuurde ze naar Juda, om het te verwoesten, zoals Jahweh door zijn dienaren de profeten voorspeld had.

WILLIBRORD

Daarom zei de koning tot Joab, zijn legeraanvoerder: `Ga rond bij alle stammen van Israël, van Dan tot Berseba, om het volk te tellen: ik wil weten hoe talrijk het volk is.'

3
CANISIUS

Want het was de gramschap van Jahweh, die dit over Juda deed komen, omdat Hij het uit zijn aanschijn wilde verwerpen om al de zonden, die Manasses bedreven had,

WILLIBRORD

Joab antwoordde de koning: `Jahwe moge het volk nog honderdmaal zo talrijk maken en mijn heer de koning moge daar getuige van zijn, maar waarom wenst de koning eigenlijk een telling?'

4
CANISIUS

en om het onschuldige bloed, dat hij had vergoten en waarmee hij Jerusalem had vervuld. Jahweh heeft dat niet willen vergeven.

WILLIBRORD

Joab en de andere aanvoerders van de legermacht konden zich echter niet aan het bevel van de koning onttrekken. Daarom gingen zij rond om volgens het bevel van de koning het volk, de Israëlieten, te tellen.

5
CANISIUS

De verdere geschiedenis van Jehojakim, met al wat hij deed, is beschreven in het boek der kronieken van de koningen van Juda.

WILLIBRORD

Ze staken de Jordaan over, legerden zich te Aroer, bezuiden de stad die halverwege de waterbedding ligt, en trokken naar de Gadieten en naar Jazer.

6
CANISIUS

Jehojakim ging bij zijn vaderen te ruste en zijn zoon Jehojakin volgde hem op.

WILLIBRORD

Vervolgens begaven zij zich naar Gilead en naar het land van de Hethieten. Verder gingen zij naar Dan-jaan en de omgeving van Sidon.

7
CANISIUS

De koning van Egypte trok nu niet langer meer op uit zijn land; want de koning van Babel had heel het gebied van de beek van Egypte af tot aan de rivier de Eufraat op den koning van Egypte veroverd.

WILLIBRORD

Daarna kwamen zij aan de vesting Tyrus en alle steden van de Chiwwieten en Kana„nieten. Tenslotte trokken zij naar Berseba in de Negeb van Juda.

8
CANISIUS

Jehojakin was achttien jaar oud, toen hij koning werd. Hij regeerde drie maanden te Jerusalem. Zijn moeder heette Nechoesjta en was de dochter van Elnatan uit Jerusalem.

WILLIBRORD

Nadat zij het gehele land doorkruist hadden, kwamen zij na verloop van negen maanden en twintig dagen weer in Jeruzalem terug.

9
CANISIUS

Hij deed wat kwaad was in de ogen van Jahweh, juist zoals zijn vaderen hadden gedaan.

WILLIBRORD

Joab deelde de uitslag van de telling aan de koning mee: Israël telde achthonderdduizend weerbare mannen die het zwaard konden hanteren en Juda vijfhonderdduizend.

10
CANISIUS

Tijdens zijn regering trokken de dienaren van Nabukodonosor, den koning van Babel, naar Jerusalem, en belegerden de stad.

WILLIBRORD

Maar toen David de volkstelling had laten houden, begon zijn hart te bonzen van angst en zei hij tot Jahwe: `Ik heb zwaar gezondigd door dat te doen. Ach Jahwe, vergeef toch de zonde van uw dienaar; ik heb zeer dwaas gehandeld.'

11
CANISIUS

En terwijl zijn dienaren haar belegerden, verscheen Nabukodonosor zelf voor de stad.

WILLIBRORD

Toen David de volgende ochtend opstond, was het woord van Jahwe al gekomen tot de profeet Gad, de ziener van David:

12
CANISIUS

Nu begaf Jehojakin, de koning van Juda, zich met zijn moeder, zijn hovelingen, legeroversten en kamerlingen naar den koning van Babel. Deze nam hem in het achtste jaar van zijn regering gevangen.

WILLIBRORD

`Gij moet tot David gaan zeggen: `Zo spreekt Jahwe: Drie dingen leg Ik u voor, waarvan gij er een moet kiezen; daarmee zal Ik u treffen.'

13
CANISIUS

Hij voerde alle schatten van de tempel van Jahweh en van het koninklijk paleis weg, en beroofde alle voorwerpen, die koning Salomon voor de tempel van Jahweh had laten vervaardigen, van hun goud, zoals Jahweh voorzegd had.

WILLIBRORD

Gad begaf zich naar David, legde hem dit voor en vroeg: `Moet er zeven jaar hongersnood over uw land komen, wilt u drie maanden lang achtervolgd door uw vijanden op de vlucht zijn, of moet drie dagen lang de pest door uw land gaan? Denk goed na en beslis dan wat ik moet antwoorden aan Hem die mij zendt.'

14
CANISIUS

Alle voorname personen en weerbare mannen van Jerusalem, tezamen tienduizend man, voerde hij met alle smeden en bankwerkers in ballingschap weg; alleen de heffe van het volk bleef achter.

WILLIBRORD

Toen zei David tot Gad: `Ik weet me geen raad, maar wij kunnen beter in de hand van Jahwe vallen - want zijn barmhartigheid is groot - dan in de handen van mensen.'

15
CANISIUS

Jehojakin voerde hij weg naar Babel; ook de moeder van den koning, zijn vrouwen en kamerlingen en de voornaamste burgers voerde hij van Jerusalem in ballingschap naar Babel.

WILLIBRORD

Dus liet Jahwe de pest op Israël los, van die ochtend af tot op de vastgestelde tijd, en er stierven van Dan tot Berseba zeventigduizend mensen.

16
CANISIUS

Bovendien voerde de koning van Babel alle weerbare mannen, tezamen zevenduizend, en duizend smeden en bankwerkers, allen, die voor de strijd gebruikt konden worden, in ballingschap naar Babel.

WILLIBRORD

Toen de engel van Jahwe zijn hand uitstak om ook Jeruzalem te teisteren, kreeg Jahwe spijt over het onheil en zei Hij tot de engel die onder het volk verderf stichtte: `Het is genoeg; laat uw hand zakken.' De engel van Jahwe stond toen bij de dorsvloer van Arauna, de Jebusiet.

17
CANISIUS

Ten slotte stelde de koning van Babel Mattanja, een oom van Jehojakin, in diens plaats tot koning aan, en veranderde zijn naam in Sidki-jáhoe.

WILLIBRORD

Toen David de engel zag die het volk teisterde, zei hij tot Jahwe: `Ach Heer, alleen ik heb gezondigd, alleen ik heb verkeerd gedaan, maar deze schapen, wat hebben zij gedaan? Laat uw hand liever op mij en op het huis van mijn vader drukken!'

18
CANISIUS

Sidki-jáhoe was een en twintig jaar oud, toen hij koning werd, en regeerde elf jaar te Jerusalem. Zijn moeder heette Chamital, en was de dochter van Jirmejáhoe uit Libna.

WILLIBRORD

Die dag begaf Gad zich naar David en zei tot hem: Ga daarboven, op de dorsvloer van Arauna de Jebusiet, een altaar oprichten voor Jahwe.'

19
CANISIUS

Hij deed wat kwaad was in de ogen van Jahweh, juist zoals Jehojakim had gedaan.

WILLIBRORD

En David ging op weg, zoals Jahwe hem door het woord van de profeet had opgedragen.

20
CANISIUS

Daarom moest de gramschap van Jahweh wel tegen Jerusalem en Juda losbarsten, totdat Hij ze van zijn aanschijn zou hebben verworpen. Daar Sidki-jáhoe tegen den koning van Babel in opstand was gekomen,

WILLIBRORD

Toen Arauna de koning en zijn hovelingen naar boven zag komen, liep hij hun tegemoet en bracht hij de koning diep gebogen zijn hulde.

21
CANISIUS

Arawna vroeg: Met welk doel is mijn heer en koning bij zijn dienaar gekomen? David

WILLIBRORD

Arauna vroeg: `Wat brengt mijn heer de koning ertoe, zijn dienaar te komen bezoeken?' David antwoordde: `Ik wil uw dorsvloer kopen om er voor Jahwe een altaar te bouwen; dan zal deze plaag van het volk worden weggenomen.'

22
CANISIUS

Nu sprak Arawna tot David: Laat mijn heer en koning nemen en offeren wat hem goeddunkt! Daar staan de runderen voor het brandoffer, en de dorssleden en jukken kunnen voor brandhout dienen;

WILLIBRORD

Daarop zei Arauna tot David: `Mijn heer de koning mag alles nemen wat hij voor zijn offer nodig heeft. Hier zijn de runderen voor het brandoffer; de dorssleden en het tuig van de runderen kunnen dienen als brandhout.

23
CANISIUS

dit alles, o koning, geeft Arawna den koning om niet. En Arawna besloot: Moge Jahweh, uw God, u welgevallig zijn!

WILLIBRORD

Dit alles, koning, biedt Arauna u aan. En moge Jahwe uw God - zo voegde Arauna eraan toe - behagen in u vinden.'

24
CANISIUS

Maar de koning sprak tot Arawna: Neen, kópen wil ik het van u, en wel voor de volle prijs; ook wil ik aan Jahweh, mijn God, geen offers opdragen, die mij niets kosten. Zo kocht David de dorsvloer en de runderen voor vijftig zilveren sikkels.

WILLIBRORD

Maar de koning zei tot Arauna: `Neen, ik sta erop, het voor de volle prijs van u te kopen, want ik wil aan Jahwe mijn God geen offers opdragen die mij niets gekost hebben.' David kocht toen de dorsvloer en de runderen, voor vijftig sikkel zilver.

25
CANISIUS

Hij liet daar een altaar voor Jahweh oprichten; en toen hij brand- en vredeoffers had opgedragen, erbarmde Jahweh Zich over het land, en de plaag week van Israël.

WILLIBRORD

Hij bouwde daar een altaar voor Jahwe en droeg er brand - en slachtoffers op. Jahwe liet zich verbidden; Hij was het land weer goedgunstig en de plaag werd van Israël weggenomen.