2 Samuel 18

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

In het derde jaar der regering van Hosjéa, den zoon van Ela over Israël, werd Ezekias, de zoon van Achaz, koning van Juda.

WILLIBRORD

David inspecteerde zijn leger en plaatste het onder bevelhebbers van duizend en bevelhebbers van honderd man.

2
CANISIUS

Hij was vijf en twintig jaar oud, toen hij koning werd, en heeft negen en twintig jaar te Jerusalem geregeerd. Zijn moeder heette Abi, en was de dochter van Zekarja.

WILLIBRORD

Een derde deel plaatste David onder het bevel van Joab, een derde deel onder het bevel van Abisai, de zoon van Seruja en broer van Joab, en een derde deel onder het bevel van Ittai, de Gittiet. En de koning zei tot het krijgsvolk: `Ik wil beslist zelf met u ten strijde trekken.'

3
CANISIUS

Hij deed wat recht was in de ogen van Jahweh, juist zoals zijn vader David.

WILLIBRORD

Maar het volk antwoordde: `Dat moet u niet doen. Als wij soms moeten vluchten, deert het niemand; zelfs als de helft van ons sneuvelde, zou het nog niemand deren. U echter weegt op tegen tienduizend van ons. Neen, het is beter dat u ons vanuit de stad te hulp kunt komen.'

4
CANISIUS

Hij schafte de offerhoogten af, verbrijzelde de heilige zuilen en hakte de heilige palen om. Zelfs sloeg hij de koperen slang, die Moses gemaakt had, aan stukken; want tot dan toe hadden de Israëlieten daarvoor wierook gebrand, en haar Nechoesjtan genoemd.

WILLIBRORD

De koning antwoordde daarop: `Ik zal doen wat u het beste lijkt.' Toen ging de koning aan de zijkant van de poort staan, en heel het leger trok uit, in afdelingen van honderd en van duizend.

5
CANISIUS

Hij vertrouwde op Jahweh, en had daarin zijns gelijke niet, noch voor noch na hem, onder al de koningen van Juda.

WILLIBRORD

Aan Joab, Abisai en Ittai gaf de koning de opdracht: `Zorgt dat de jongen, mijn Absalom, gespaard blijft!' Heel het leger hoorde wat de koning zijn bevelhebbers over Absalom zei.

6
CANISIUS

Hij bleef aan Jahweh verknocht en verliet Hem niet, maar onderhield de geboden, die Jahweh aan Moses gegeven had.

WILLIBRORD

Toen trok het leger de vlakte in, de Israëlieten tegemoet, en in de bossen van Efraïm kwam het tot een treffen.

7
CANISIUS

Daarom was Jahweh met hem, en slaagde hij in al zijn ondernemingen. Hij kwam in opstand tegen den koning van Assjoer, en bleef hem niet dienstbaar.

WILLIBRORD

Het leger van de Israëlieten werd door de dienaren van David verslagen en het leed zware verliezen: die dag sneuvelden er twintigduizend man.

8
CANISIUS

Ook sloeg hij de Filistijnen tot Gaza terug, en veroverde het gebied der stad met wachttorens en vestingen.

WILLIBRORD

De strijd greep zo om zich heen dat er in de hele omtrek gevochten werd, en er kwamen die dag nog meer soldaten om door de bossen dan door het zwaard.

9
CANISIUS

In het vierde jaar der regering van Ezekias, dat is het zevende jaar der regering van Hosjéa, den zoon van Ela, over Israël, trok Sjalmanéser, de koning van Assjoer, tegen Samaria op. Hij belegerde het,

WILLIBRORD

Absalom werd door de dienaren van David gevonden. Toen namelijk het muildier waarop Absalom reed, onder een grote eik doorging, raakte Absaloms hoofd tussen de takken beklemd, en omdat zijn muildier verder liep kwam hij tussen hemel en aarde te hangen.

10
CANISIUS

en nam het na verloop van drie jaar in. De inname van Samaria geschiedde in het zesde jaar van Ezekias, dat is het negende jaar der regering van Hosjéa over Israël.

WILLIBRORD

Een soldaat zag dat en meldde het aan Joab: `Ik heb Absalom gevonden! Hij hangt in een eik.'

11
CANISIUS

De koning van Assjoer voerde de Israëlieten in ballingschap naar Assjoer en liet hen wonen in Chalach, aan de Chabor, een kanaal van Gozan, en in enige steden van Medië.

WILLIBRORD

Joab zei tot de man die hem dit kwam melden: `Als je dat gezien hebt, waarom heb je hem dan niet meteen neergeslagen?' Ik had je tien zilverstukken en een gordel gegeven.'

12
CANISIUS

Dit alles gebeurde, omdat zij niet naar de stem van Jahweh, hun God, hadden geluisterd, zijn verbond hadden verlaten, niet hadden gehoorzaamd aan al wat Moses, de dienaar van Jahweh, had bevolen, en er niet naar hadden geleefd.

WILLIBRORD

Maar de man antwoordde Joab: `Al voelde ik het gewicht van duizend zilverstukken in mijn handen, aan de zoon van de koning zou ik me niet vergrijpen. Wij hebben zelf gehoord dat de koning u en Abisai en Ittai opdracht gaf, Absalom, zijn jongen, te ontzien.

13
CANISIUS

In het veertiende regeringsjaar van Ezekias trok Sinacherib, de koning van Assjoer, tegen alle versterkte steden van Juda op, en maakte zich daarvan meester.

WILLIBRORD

Had ik hem tegen het bevel in vermoord, dan was alles de koning bekend geworden en dan had u er zich buiten gehouden.'

14
CANISIUS

Toen zond Ezekias, de koning van Juda, gezanten naar den koning van Assjoer te Lakisj, en liet hem zeggen: Ik heb misdreven! Trek weer van mij weg; dan zal ik opbrengen wat gij me oplegt. Nu vorderde de koning van Assjoer van Ezekias, den koning van Juda, driehonderd talenten zilver en dertig talenten goud.

WILLIBRORD

Maar Joab zei: `Welneen, ik ga je zelfs voor!' Hij nam drie pieken en stootte daarmee Absalom, die nog levend midden in de eik hing, in het hart.

15
CANISIUS

En Ezekias gaf hem al het geld, dat in de tempel van Jahweh en in de schatkamers van het koninklijk paleis lag opgeborgen.

WILLIBRORD

Tien dienaren, wapendragers van Joab, gingen om Absalom heenstaan en sloegen hem dood.

16
CANISIUS

Bij die gelegenheid liet Ezekias van de deuren van Jahweh’s tempel en van de pijlers,

WILLIBRORD

Toen liet Joab de bazuin blazen en het leger staakte de achtervolging van de Israëlieten, want Joab wilde het leger sparen.

17
CANISIUS

Nu zond de koning van Assjoer, van Lakisj uit, een Tartan, een opperkamerling en een opperbevelhebber met een sterke krijgsmacht naar Jerusalem tegen koning Ezekias. Toen zij zich na hun aankomst bij het kanaal van de Bovenvijver op de weg van het Blekersveld hadden opgesteld,

WILLIBRORD

Zij haalden Absalom weg, wierpen hem in een diepe kuil, ergens in het bos, en stapelden er een geweldige hoop stenen bovenop. Intussen vluchtten alle Israëlieten naar hun tenten.

18
CANISIUS

en om den koning riepen, ging de hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Chilki-jáhoe naar hen toe, vergezeld van den schrijver Sjebna en den kanselier Joach, den zoon van Azaf.

WILLIBRORD

Tijdens zijn leven had Absalom voor zichzelf het monument laten oprichten dat in het Koningsdal staat. Hij dacht: `Ik heb geen zoon die mijn naam in herinnering kan houden.' Daarom had hij het monument naar zichzelf genoemd en het heet: het gedenkteken van Absalom, tot op de huidige dag.

19
CANISIUS

De opperbevelhebber zeide tot hen: Gaat aan Ezekias berichten: Dit zegt de Opperkoning, de koning van Assjoer! Waar haalt ge toch uw vertrouwen vandaan?

WILLIBRORD

Achimaas, de zoon van Sadok, zei: `Laat mij naar de koning rennen om hem de goede tijding te brengen, dat Jahwe hem recht heeft verschaft en hem bevrijd heeft uit de hand van zijn vijanden.'

20
CANISIUS

Denkt ge misschien, dat woorden alleen alkrijgsbeleid en krijgsmacht zijn? Op wien

WILLIBRORD

Maar Joab antwoordde: `Vandaag hebt u niets goeds te berichten; dat moet u een andere keer maar doen; vandaag bericht u niets goeds, want de zoon van de koning is dood.'

21
CANISIUS

Zie, ge vertrouwt op Egypte, op die geknakte rietstok, die iemand de hand doorboort en wondt, als hij er op steunt; ja, dat is Farao, de egyptische koning voor iedereen, die op hem vertrouwt.

WILLIBRORD

En Joab gaf bevel aan een Kusiet, die de koning moest berichten wat hij gezien had. De Kusiet maakte een diepe buiging voor Joab en rende weg.

22
CANISIUS

Misschien zult ge mij zeggen: Wij vertrouwen op Jahweh, onzen God. Maar heeft Ezekias dan zijn offerhoogten en altaren niet laten verwijderen, en tot Juda en Jerusalem gezegd: "Alleen voor dit altaar te Jerusalem moogt gij u neerwerpen?"

WILLIBRORD

Maar Achimaas, de zoon van Sadok, richtte zich opnieuw tot Joab en zei: `Hoe dan ook, ik ga toch, achter de Kusiet aan.' Joab antwoordde: `Waarom zoudt u gaan, mijn zoon? U hebt immers geen bericht waarvoor u beloond wordt.'

23
CANISIUS

Welnu, ga eens een weddenschap aan met den koning van Assjoer, mijn meester. Ik zal u twee duizend paarden leveren; maar ik wed, dat gij er niet eens de ruiters voor hebt.

WILLIBRORD

Maar toen hij antwoordde: `Hoe dan ook, ik ga erheen,' zei Joab: `Ga dan maar.' Achimaas nam de weg door de Jordaanstreek en kreeg een voorsprong op de Kusiet.

24
CANISIUS

Maar hoe zult ge dan weerstand kunnen bieden aan de geringste onderbevelhebbers van mijn heer? Of vertrouwt ge op Egypte voor strijdwagens en ruiters?

WILLIBRORD

David zat tussen de beide poortdeuren. Een wachter klom op het dak van het poortgebouw, boven op de muur, en toen hij rondkeek, zag hij iemand die heel alleen kwam aanrennen.

25
CANISIUS

Maar ben ik dan, zonder dat Jahweh het wilde, tegen dit land opgetrokken, om het te verwoesten? Neen, Jahweh heeft mij gezegd: "Trek op naar dit land en verwoest het."

WILLIBRORD

De wachter liet het de koning melden en deze zei: `Als hij alleen is, brengt hij goed nieuws.' Terwijl de man steeds dichterbij kwam,

26
CANISIUS

Eljakim, de zoon van Chilki-jáhoe, Sjebna en Joach zeiden tot den opperbevelhebber: Spreek maar aramees met uw dienaars; wij verstaan dat wel. Maar spreek geen joods tegen ons; want dan verstaat het volk op de muur het ook.

WILLIBRORD

zag de wachter dat er nog een ander aan kwam rennen. Hij riep de poortwachter toe: `Daar komt nog iemand aan, helemaal alleen.' De koning zei: `Ook die brengt goed nieuws.'

27
CANISIUS

Maar de opperbevelhebber gaf hun ten antwoord: Heeft mijn meester mij soms met deze boodschap alleen tot u en uw koning gezonden; of ook tot die mannen daar op de muur, die hun eigen drek met u zitten te eten, en die hun eigen water drinken?

WILLIBRORD

Daarop zei de wachter: `Naar zijn gang te oordelen is de eerste Achimaas, de zoon van Sadok.' De koning antwoordde: `Een goed man, die zeker met goed nieuws komt!'

28
CANISIUS

Daarom kwam de opperbevelhebber nog dichterbij en riep hardop in het Joods: Hoort het woord van den Opperkoning van Assjoer!

WILLIBRORD

Achimaas riep de koning toe: `Alles is goed!' Diep gebogen bracht hij de koning zijn hulde en zei: `Geprezen zij Jahwe uw God, die afgerekend heeft met degenen die zich tegen mijn heer de koning gekeerd hadden.'

29
CANISIUS

Dit zegt de koning: Laat Ezekias u niet bedriegen; want hij kan u niet redden uit mijn hand.

WILLIBRORD

Maar de koning vroeg: `Is met de jongen, met Absalom ook alles goed?' Achimaas antwoordde: `Toen Joab, de dienaar van de koning, mij wegstuurde zag ik wel een grote oploop, maar wat er aan de hand was weet ik niet.'

30
CANISIUS

En laat Ezekias u ook niet op Jahweh doen rekenen en zeggen: Jahweh zal ons zeker verlossen; deze stad zal niet in de handen van den koning van Assjoer vallen!

WILLIBRORD

De koning zei: `Wacht hier even terzijde.' Achimaas deed dat.

31
CANISIUS

Luistert niet naar Ezekias; want dit zegt de koning van Assjoer: Sluit vrede met mij, en geeft u over; dan zal iedereen de vrucht van zijn wijnstok en vijgeboom eten, en het water drinken uit zijn put,

WILLIBRORD

Nu kwam ook de Kusiet aan. Hij zei: `Ik heb goed nieuws voor mijn heer de koning. Jahwe heeft u recht verschaft tegenover allen die tegen u in opstand waren gekomen.'

32
CANISIUS

totdat ik u kom meenemen naar een land, dat op het uwe gelijkt: een land van koren en wijn, van brood en wijngaarden, van olijfbomen en honing; zo zult gij leven en niet sterven. Luistert niet naar Ezekias; hij misleidt u, wanneer hij zegt: Jahweh zal ons verlossen.

WILLIBRORD

Maar de koning vroeg de Kusiet: `Is alles goed met de jongen, met Absalom? Toen zei de Kusiet: `Het was te wensen dat het alle vijanden van mijn heer de koning, allen die kwaad tegen u beramen, op dezelfde wijze verging als het die jongeman vergaan is.'

33
CANISIUS

Hebben soms de goden van de andere volkeren hun land uit de macht van den assyrischen koning verlost?

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

34
CANISIUS

Waar zijn de goden van Chamat en Arpad, waar de goden van Sefarwáim, Hena en Iwwa?

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

35
CANISIUS

Wie is er onder de goden van al die landen, die zijn gebied uit mijn macht heeft verlost?

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

36
CANISIUS

Men zweeg en antwoordde hem geen woord; want de koning had bevel gegeven: Ge moet hem niets terugzeggen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

37
CANISIUS

Maar de hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Chilki-jáhoe, de schrijver Sjebna en de kanselier Joach, de zoon van Azaf, scheurden hun klederen en gingen naar Ezekias, om hem de woorden van den opperbevelhebber over te brengen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling