2 Samuel 16

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

In het zeventiende jaar der regering van Pékach, den zoon van Remaljáhoe, werd Achaz, de zoon van Jotam, koning van Juda.

WILLIBRORD

Toen David even voorbij de top van de berg was, kwam Siba, de dienaar van Mefiboset, hem tegemoet met een koppel gezadelde ezels die beladen waren met tweehonderd broden, honderd rozijnenkoeken, honderd verse vruchten en een zak wijn.

2
CANISIUS

Achaz was twintig jaar oud, toen hij koning werd, en regeerde zestien jaar te Jerusalem. Hij deed niet wat recht was in de ogen van Jahweh, zijn God, zoals zijn vader David,

WILLIBRORD

De koning vroeg Siba: `Wat wilt u daarmee?' Siba antwoordde: `Op de ezels kan de koninklijke familie rijden, het brood en de verse vruchten zijn voedsel voor de dienaren en de wijn kan gedronken worden door hen die uitgeput raken in de woestijn.'

3
CANISIUS

maar volgde het wangedrag van de koningen van Israël. Zelfs heeft hij zijn zoon in het vuur geofferd volgens de afschuwelijke gebruiken van de volkeren, die Jahweh voor de Israëlieten had uitgedreven.

WILLIBRORD

Daarop vroeg de koning: `Maar waar is de zoon van uw heer?' Siba antwoordde: `Die is in Jeruzalem gebleven: hij denkt dat de stammen van Israël hem nu het koningschap van zijn vader gaan teruggeven.'

4
CANISIUS

Ook offerde en brandde hij wierook op hoogten en heuvels en onder elke groene boom.

WILLIBRORD

Toen zei de koning tot Siba: `Zo, dan is alles wat Mefiboset bezit uw eigendom.' Siba antwoordde: `Ik breng u mijn hulde; moge mijn heer de koning mij goed gezind blijven.'

5
CANISIUS

In zijn tijd trokken Resin, de koning van Aram, en Pekach, de zoon van Remaljanoe en koning van Israël, tegen Jerusalem op. Zij belegerden Achaz, maar konden geen overwinning op hem behalen.

WILLIBRORD

Toen de koning Bachurim bereikt had, kwam daar een man op hem toegelopen; hij was uit hetzelfde geslacht als de familie van Saul en heette Simi, de zoon van Gera. Vloekend en tierend kwam hij de stad uit

6
CANISIUS

Terzelfdertijd heroverde Resin, de koning van Aram, Elat voor de Edomieten. Hij verdreef de Judeërs uit Elat, waarop de Edomieten er zich kwamen vestigen, die er gebleven zijn tot op deze dag.

WILLIBRORD

en hoewel de soldaten en de keurtroepen links en rechts van David liepen, bekogelde hij koning David en zijn gevolg met stenen.

7
CANISIUS

Daarom zond Achaz gezanten naar koning Tiglat-Piléser van Assjoer met het verzoek: Ik ben uw dienaar en uw zoon; trek op, om mij te verlossen uit de greep van den koning van Aram en den koning van Israël, die als vijanden tegenover mij staan.

WILLIBRORD

Vloekend schreeuwde Simi: `Eruit, bloedhond! Eruit, onverlaat!

8
CANISIUS

En Achaz nam het goud en het zilver, dat in de tempel van Jahweh en in de schatkamers van het koninklijk paleis lag opgeborgen, en zond het aan den koning van Assjoer ten geschenke.

WILLIBRORD

Jahwe wreekt al het bloed van het huis van Saul op jou, omdat jij hem het koningschap afhandig hebt gemaakt; nu geeft Jahwe het aan je zoon Absalom. Zo krijg je de ellende die je toekomt, omdat je een bloedhond bent.'

9
CANISIUS

De koning van Assjoer willigde zijn verzoek in, trok naar Damascus op en veroverde het; de bevolking voerde hij gevangen weg, en Resin doodde hij.

WILLIBRORD

Abisai, de zoon van Seruja, zei tot de koning: `Wat voor recht heeft die dode hond om mijn heer de koning te vervloeken? Zal ik hem zijn hoofd afslaan?'

10
CANISIUS

Toen koning Achaz nu naar Damascus ging, om bij Tiglat-Pileser, den koning van Assjoer, zijn opwachting te maken, zag hij het altaar van Damascus. Hij zond er een model van aan den priester Oeri-ja, met een afbeelding van alle bijzonderheden.

WILLIBRORD

Maar de koning zei: `Is dat soms uw zaak, zoon van Seruja? Als hij David vervloekt, omdat Jahwe hem dat ingegeven heeft, wie mag dan vragen, met welk recht hij het doet?'

11
CANISIUS

De priester Oeri-ja bouwde nu een altaar volgens de gegevens, die koning Achaz hem uit Damascus gezonden had, en kwam met het werk klaar, nog eer koning Achaz uit Damascus terug was.

WILLIBRORD

En David zei tot Abisai en tot zijn hovelingen: `Kijk eens, mijn bloedeigen zoon staat mij naar het leven. Wat hebben we dan van een Benjaminiet te verwachten? Laat hem vloeken, want Jahwe heeft het hem ingegeven.

12
CANISIUS

Toen de koning dus uit Damascus was teruggekeerd, en het altaar had bezien, trad hij toe, om op het altaar te offeren;

WILLIBRORD

Misschien ziet Jahwe neer op mijn ellende en geeft Hij mij het geluk weer terug, in plaats van zijn vervloeking van vandaag.'

13
CANISIUS

hij ontstak zijn brand- en spijsoffer, goot zijn plengoffer uit, en besprenkelde het altaar met het bloed van het vredeoffer, dat hij gebracht had.

WILLIBRORD

Daarop trokken David en zijn mannen verder, terwijl Simi langs de flank van de berg mee opliep en maar vloekte, met stenen gooide en stof opjoeg.

14
CANISIUS

Het bronzen altaar, dat voor Jahweh was blijven staan, tussen het nieuwe altaar en de tempel, liet hij voor het tempelgebouw weghalen en aan de noordkant van het nieuwe altaar plaatsen.

WILLIBRORD

Uitgeput bereikten de koning en zijn gevolg tenslotte een plaats waar zij op adem konden komen.

15
CANISIUS

Hierop gaf koning Achaz aan den priester Oeri-ja bevel: Op het grote altaar moet ge

WILLIBRORD

Intussen was Absalom met al het volk, de mannen van Israël, te Jeruzalem aangekomen; Achitofel was bij hem.

16
CANISIUS

En de priester Oeri-ja deed al wat koning Achaz hem bevolen had.

WILLIBRORD

Toen Davids vriend Chusai, de Arkiet, bij Absalom kwam, riep hij hem toe: `Leve de koning! Leve de koning!'

17
CANISIUS

Verder liet koning Achaz de panelen uit de wagentjes snijden, en nam er de waterbekkens af. Ook lichtte hij de zee van de bronzen runderen af, en zette haar op een stenen plaveisel.

WILLIBRORD

Absalom zei tegen Chusai: `Is dat nu vriendentrouw? Waarom bent u niet meegegaan met uw vriend?'

18
CANISIUS

Tenslotte liet hij de rustzetel, die in de tempel gebouwd was, en de buitenste koninklijke toegangspoort tot de tempel verwijderen. Dit geschiedde terwille van den koning van Assjoer.

WILLIBRORD

Chusai antwoordde: `Neen, mijn plaats is bij hem die door Jahwe en dit volk en alle mannen van Israël is uitverkoren, en bij hem wil ik blijven.

19
CANISIUS

De verdere geschiedenis van Achaz, met al wat hij deed, is beschreven in het boek der kronieken van de koningen van Juda.

WILLIBRORD

En bovendien: Wie kan ik beter dienen dan Davids zoon? Zoals ik uw vader heb gediend, wil ik ook u dienen.'

20
CANISIUS

Achaz ging bij zijn vaderen te ruste, en werd in de Davidstad begraven. Zijn zoon Ezekias volgde hem op.

WILLIBRORD

Absalom zei tegen Achitofel: `Overleg nu eens wat ons te doen staat.'

21
CANISIUS

En Achitófel gaf Absalom de raad: Begeef u naar de bijvrouwen van uw vader, die hij achtergelaten heeft, om het paleis te bewaken. Als heel Israël verneemt, dat ge u bij uw vader onmogelijk hebt gemaakt, zullen al uw aanhangers moed vatten.

WILLIBRORD

Achitofel zei tot Absalom: `U moet naar de bijvrouwen van uw vader gaan, die hij heeft achtergelaten om toezicht te houden op het paleis. Als de Israëlieten horen dat u zich bij uw vader onmogelijk hebt gemaakt, zullen al uw aanhangers daardoor aangemoedigd worden.'

22
CANISIUS

Daarom werd er voor Absalom een tent gespannen op het dak, en begaf Absalom zich ten aanschouwen van heel Israël tot de bijvrouwen van zijn vader.

WILLIBRORD

Er werd dus voor Absalom een tent gespannen, boven op het dak, en voor de ogen van heel Israël nam Absalom bezit van de bijvrouwen van zijn vader.

23
CANISIUS

Immers, een raad, die Achitófel gaf, gold in die dagen zoveel, als vroeg men een uitspraak van God; zoveel waarde had elke raad van Achitófel, zowel bij David als bij Absalom.

WILLIBRORD

In die dagen had een raad van Achitofel evenveel gezag als een woord van God zelf; zo was het met elke raad van Achitofel, zowel bij David als bij Absalom.