2 Samuel 13

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

In het drie en twintigste jaar der regering van Joasj, den zoon van Achazja, over Juda, werd Joachaz, de zoon van Jehoe, koning van Israël. Hij regeerde zeventien jaar te Samaria.

WILLIBRORD

Na verloop van tijd gebeurde het volgende: Absalom, een zoon van David, had een zuster, een bijzonder mooi meisje, dat Tamar heette. Amnon, een andere zoon van David, werd verliefd op haar.

2
CANISIUS

Hij deed wat kwaad was in de ogen van Jahweh en brak niet met de zonde, waartoe Jeroboam, de zoon van Nebat, Israël had verleid.

WILLIBRORD

De verliefdheid op zijn zuster Tamar greep hem hevig aan, tot ziek wordens toe, want zij was maagd en hij zag geen enkele kans haar te benaderen.

3
CANISIUS

Daarom ontstak Jahweh in toorn tegen Israël, en leverde Hij het voortdurend over aan koning Chazaël van Aram en aan zijn zoon Ben-Hadad.

WILLIBRORD

Nu had Amnon een vriend die Jonadab heette, de zoon van Davids broer Sima; deze Jonadab was een man die overal raad op wist.

4
CANISIUS

Maar Joachaz vermurwde Jahweh, en Jahweh verhoorde hem; want Hij zag, hoe de koning van Aram Israël verdrukte.

WILLIBRORD

Hij vroeg aan Amnon: `Koningszoon, waarom zie je er altijd zo ellendig uit, iedere morgen opnieuw? Vertel het me eens.' Amnon antwoordde: `Ik ben verliefd op Tamar, de zuster van mijn broer Absalom.'

5
CANISIUS

Daarom gaf Jahweh aan de Israëlieten een redder, die hen uit de handen der Arameën verloste, zodat ze weer in hun tenten woonden als vroeger.

WILLIBRORD

Jonadab zei: 'Je moet op bed gaan liggen en je ziek houden, en als je vader je dan komt bezoeken, moet je tegen hem zeggen: Kon mijn zuster Tamar maar eens komen om mij versterkend voedsel voor te zetten. Als zij dat hier bij mij komt bereiden, zodat ik het zelf kan zien, dan eet ik wel wat zij mij aanreikt.'

6
CANISIUS

Toch hielden ze niet op met de zonde, waartoe het huis van Jeroboam Israël had verleid. Daarin bleven ze volharden. Ook de heilige zuil te Samaria bleef staan.

WILLIBRORD

Amnon ging dus op bed liggen en hield zich ziek. Toen de koning hem kwam bezoeken, zei Amnon tot hem: `Kon mijn zuster Tamar maar eens komen om hier bij mij een paar koeken klaar te maken; als zij ze mij aanreikt, eet ik ze wel op.'

7
CANISIUS

Behalve vijftig ruiters, tien strijdwagens en tienduizend voetknechten, liet de koning van Aram aan Joachaz geen krijgsvolk; hij had de rest te gronde gericht en als stof vertrapt.

WILLIBRORD

David stuurde toen naar Tamar in het paleis de boodschap: `Ga vlug naar het huis van je broer Amnon en maak versterkend voedsel voor hem klaar.'

8
CANISIUS

De verdere geschiedenis van Joachaz, met al zijn daden en krijgsverrichtingen, is beschreven in het boek der kronieken van de koningen van Israël.

WILLIBRORD

Tamar ging dus naar het huis van haar broer Amnon, terwijl deze te bed lag. Zij nam het deeg, kneedde het, maakte er in zijn aanwezigheid koeken van en bakte die.

9
CANISIUS

Joachaz ging bij zijn vaderen te ruste, en werd te Samaria begraven. Zijn zoon Joasj volgde hem op.

WILLIBRORD

Vervolgens kwam zij met de bakpan bij hem en schoof de koeken op de schotel. Maar Amnon weigerde te eten en zei: `Stuur iedereen hier vandaan.' Toen allen vertrokken waren, zei Amnon tot Tamar: `Breng mij nu het eten, hier in de slaapkamer; reik jij het mij maar aan, dan eet ik het op.'

10
CANISIUS

In het zeven en dertigste jaar der regering van Joasj over Juda, werd Joasj, de zoon van Joachaz, koning van Israël. Hij regeerde zestien jaar te Samaria.

WILLIBRORD

Tamar kwam dus met de koeken die ze gebakken had bij haar broer in de slaapkamer.

11
CANISIUS

Hij deed wat kwaad was in de ogen van Jahweh, en brak niet met de zonde, waartoe Jeroboam, de zoon van Nebat, Israël had verleid, maar hij bleef er mee voortgaan.

WILLIBRORD

Toen zij hem het eten aanreikte, greep hij haar vast en zei: `Toe, zusterlief, kom bij me liggen!'

12
CANISIUS

De verdere geschiedenis van Joasj, met al zijn daden en krijgsverrichtingen, en met de oorlog, die hij tegen Amas-ja, den koning van Juda, heeft gevoerd, is beschreven in het boek der kronieken van de koningen van Israël.

WILLIBRORD

Maar zij antwoordde: `Neen, broerlief, je moet mij niet onteren. Zo iets doet men niet in Israël. Laat die dwaasheid toch!

13
CANISIUS

Joasj ging bij zijn vaderen te ruste, en Jeroboam besteeg zijn troon. Joasj werd te Samaria bij de koningen van Israël begraven.

WILLIBRORD

Waar zou ik met die schande heen moeten? En jijzelf zou in Israël als een eerloze dwaas gelden. Spreek er dan liever de koning over aan; hij zal je mijn hand niet weigeren.'

14
CANISIUS

Toen Eliseus was aangetast door de ziekte, waaraan hij sterven zou, kwam koning Joasj van Israël hem bezoeken, en riep al wenende uit: Vader, vader, Israëls strijdwagens en ruiterij!

WILLIBRORD

Maar Amnon wilde niet luisteren naar wat ze zei; hij maakte zich met geweld van haar meester en sliep met haar.

15
CANISIUS

Eliseus beval hem: Neem pijl en boog! Joasj deed het.

WILLIBRORD

Daarna echter kreeg hij een hevige afkeer van haar, een afkeer nog heviger dan de liefde, waarmee hij haar eerst had bemind, en hij zei tot haar: `Vooruit, maak dat je wegkomt.'

16
CANISIUS

En hij vervolgde tot den koning van Israël: Span met uw hand de boog! Ook dit deed hij. Nu legde Eliseus zijn handen op die van den koning,

WILLIBRORD

Tamar zei: `Eerst doe je me zo iets afschuwelijks aan en nu stuur je me nog weg ook?' Maar hij wilde niet naar haar luisteren.

17
CANISIUS

en sprak: Open het venster aan de oostkant. En toen het venster open stond, beval hij: Schiet! De koning schoot, en Eliseus sprak: Een overwinningspijl van Jahweh; een pijl van overwinning op Aram! Gij zult de Arameën bij Afek verslaan.

WILLIBRORD

Hij riep zijn kamerdienaar en zei: `Zet die vrouw mijn huis uit, de straat op, en doe de deur achter haar op de grendel.'

18
CANISIUS

Nu sprak hij: Neem de pijlen! En toen de koning van Israël ze in de hand had, zeide hij: Sla er mee op de grond! Drie maal sloeg de koning er mee op de grond; toen hield hij op.

WILLIBRORD

Tamar werd in haar lange kleed - dat droegen de koningsdochters vroeger, zolang ze ongehuwd waren - door Amnons kamerdienaar op straat gezet en de deur ging achter haar op de grendel.

19
CANISIUS

Verstoord sprak de godsman: Hadt ge vijf of zes maal geslagen, dan zoudt ge de Arameën verslagen hebben tot verdelgens toe; nu zult ge ze slechts drie maal verslaan.

WILLIBRORD

Toen strooide Tamar as op haar hoofd, scheurde het lange kleed dat ze droeg doormidden, legde haar hand op haar hoofd en ging jammerend heen.

20
CANISIUS

Eliseus stierf en werd begraven. In die tijd drongen er elk jaar moabietische benden in het land.

WILLIBRORD

Haar broer Absalom vroeg haar: `Heeft je broer Amnon zich aan je vergrepen? Als het zo is, moet je er maar over zwijgen; hij is nu eenmaal je broer. Trek het je maar niet al te zeer aan.' En Tamar ging in het huis van haar broer Absalom wonen, als een verlaten vrouw.

21
CANISIUS

Toen nu enige mannen eens bezig waren, iemand te begraven, zagen zij opeens zulk een bende. Daarom wierpen zij den dode in het graf van Eliseus, en liepen weg. Maar zodra de man het gebeente van Eliseus aanraakte, werd hij weer levend, en stond recht overeind.

WILLIBRORD

Koning David was woedend, toen hij vernam wat er gebeurd was.

22
CANISIUS

Chazaël, de koning van Aram, bleef de Israëlieten verdrukken, zolang Joachaz leefde.

WILLIBRORD

Absalom wisselde geen woord meer met Amnon; Absalom haatte hem, omdat hij zijn zuster Tamar had onteerd.

23
CANISIUS

Daarna kreeg Jahweh medelijden met hen en zag genadig op hen neer, ter wille van zijn verbond met Abraham, Isaäk en Jakob. Hij wilde hen niet verdelgen; want Hij had hen nog niet van zijn aanschijn verworpen.

WILLIBRORD

Twee jaar later wilde Absalom bij gelegenheid van het scheren van de schapen alle zonen van de koning uitnodigen om naar Ba„l-chasor, nabij Efraïm, te komen.

24
CANISIUS

Na de dood van Chazaël, den koning van Aram, volgde zijn zoon Ben-Hadad hem op.

WILLIBRORD

Hij begaf zich dus naar de koning en zei: `De scheerders zijn bij uw dienaar aan het werk. Uw dienaar zou graag willen dat de koning en zijn hovelingen met hem meegingen.'

25
CANISIUS

Toen heroverde Joasj, de zoon van Joachaz, op Ben-Hadad, den zoon van Chazaël, de steden die Ben-Hadads vader op Joachaz in de oorlog veroverd had. Joasj versloeg hem tot driemaal toe, en heroverde de israëlietische steden.

WILLIBRORD

Maar de koning antwoordde: `Neen, mijn zoon, wij moeten niet allemaal meegaan; we zouden je overlast bezorgen.' En hoe Absalom ook bij hem aandrong, de koning weigerde hem te vergezellen en gaf hem zijn beste wensen mee.

26
CANISIUS

zeide deze: Laat dan tenminste mijn broer Amnon met ons meegaan. De koning antwoordde: Waarom zou hij met u meegaan?

WILLIBRORD

Maar Absalom zei: `Als u niet wilt, laat dan tenminste mijn broer Amnon met ons meegaan.' De koning antwoordde: `Waarom zou hij?'

27
CANISIUS

Toch liet hij, toen Absalom bij hem aandrong, Amnon en alle prinsen met hem vertrekken.

WILLIBRORD

Toen Absalom bleef aandringen, liet hij echter Amnon en de andere zonen van de koning met hem meegaan.

28
CANISIUS

Absalom richtte nu een vorstelijke maaltijd aan, maar hij gaf zijn dienaren het bevel: Let op; als Amnon vrolijk wordt van de wijn, en ik zeg u: "Slaat Amnon neer", dan

WILLIBRORD

Absalom gaf zijn dienaren de volgende opdracht: `Luistert eens hier! Als Amnon vrolijk wordt van de wijn en ik jullie beveel: Slaat Amnon neer! dan moeten jullie hem doden. Weest niet bang, je doet het op mijn bevel. Houdt goede moed en gedraagt je als mannen.'

29
CANISIUS

Toen nu Absaloms dienaren met Amnon deden, zoals Absalom bevolen had, sprongen alle prinsen overeind, bestegen hun muildieren en sloegen op de vlucht.

WILLIBRORD

De dienaren van Absalom deden met Amnon wat Absalom bevolen had. Alle zonen van de koning renden weg; ze sprongen op hun muildieren en namen de vlucht.

30
CANISIUS

Terwijl ze nog onderweg waren, drong het gerucht tot David door: Absalom heeft alle prinsen vermoord; niet één is er in leven gebleven!

WILLIBRORD

Terwijl ze nog onderweg waren, drong tot David het gerucht door: `Absalom heeft alle koningszonen laten doden; niet een is er in leven gebleven.'

31
CANISIUS

De koning sprong op, scheurde zijn klederen en legde zich neer op de grond; ook al de dienaren, die om hem heen stonden, scheurden hun klederen.

WILLIBRORD

De koning stond op, scheurde zijn kleren doormidden en wierp zich op de grond; al zijn hovelingen stonden met gescheurde kleren om hem heen.

32
CANISIUS

Maar Jonadab, de zoon van Sjima, Davids broer, nam het woord en zeide: Laat mijn heer en koning niet zeggen, dat ze alle prinsen hebben vermoord; want alleen Amnon is dood. Dat was op het gezicht van Absalom te lezen, sinds de dag, dat zijn zuster Tamar onteerd werd.

WILLIBRORD

Maar Jonadab, de zoon van Davids broer Sima, nam het woord en zei: `Laat mijn heer niet denken dat ze al die jongemannen, al de zonen van de koning gedood hebben. Alleen Amnon is dood. Sinds de dag dat zijn zuster Tamar werd onteerd, stond al op Absaloms gezicht te lezen dat dit zou komen.

33
CANISIUS

Mijn heer en koning moet zich niet ongerust maken en denken, dat alle prinsen zijn vermoord; alleen Amnon is dood,

WILLIBRORD

Mijn heer en koning moet zich geen zorgen maken, alsof de koningszonen allen gedood zijn. Ik verzeker u: alleen Amnon is dood.'

34
CANISIUS

en Absalom zal wel gevlucht zijn. Een knecht, die op de uitkijk stond, sloeg zijn ogen op, en daar zag hij een massa volk op de weg naar Choronáim de berg afkomen. Hij kwam het den koning berichten en zeide: Ik heb mannen op de weg naar Choronáim gezien.

WILLIBRORD

Absalom nam de vlucht. Een dienaar die op de uitkijk stond, zag opeens achter zich een grote menigte de weg afkomen, langs de flank van de berg.

35
CANISIUS

Toen zeide Jonadab tot den koning: Dat zullen de prinsen zijn; het komt precies uit, zoals uw dienaar gezegd heeft.

WILLIBRORD

Toen zei Jonadab tot de koning: `Daar komen de zonen van de koning aan; het is zoals uw dienaar gezegd heeft.'

36
CANISIUS

Nauwelijks had hij uitgesproken, of daar kwamen de prinsen, die luid begonnen te wenen. Ook de koning en heel zijn hof begonnen hardop te schreien.

WILLIBRORD

Nauwelijks was hij uitgesproken of daar waren de zonen van de koning; ze begonnen luidkeels te wenen en ook de koning en zijn hovelingen barstten in tranen uit.

37
CANISIUS

Absalom had intussen de vlucht genomen en zich begeven naar Talmai, den zoon van Ammichoer en koning van Gesjoer; al die tijd treurde de koning over zijn zoon.

WILLIBRORD

Absalom had de vlucht genomen en was naar Talmai gegaan, de zoon van Ammichur, de koning van Gesur. David bleef rouwen over zijn zoon, dag in dag uit.

38
CANISIUS

Maar toen Absalom drie jaar in Gesjoer vertoefd had, waarheen hij de vlucht had genomen,

WILLIBRORD

Absalom had de vlucht genomen en was naar Gesur gegaan; daar vertoefde hij drie jaar.

39
CANISIUS

was de koning niet langer op Absalom vergramd, daar hij zich met de dood van Amnon had verzoend.

WILLIBRORD

Tenslotte zag koning David ervan af, tegen Absalom te velde te trekken; hij had zich met de dood van Amnon verzoend.