1 Samuel 6
Alle 2 beschikbare vertalingen
In het jaar vierhonderd tachtig na de uittocht van de Israëlieten uit Egypte, in het vierde jaar van Salomons regering over Israël, in de maand Ziw, dat is de tweede maand, begon hij de tempel van Jahweh te bouwen.
Zeven maanden was de ark van Jahwe op Filistijns gebied.
De tempel, die koning Salomon voor Jahweh bouwde, was zestig el lang, twintig el breed en dertig el hoog.
Toen wendden de Filistijnen zich tot de priesters en waarzeggers en zeiden: `Wij weten geen raad met de ark van Jahwe; zeg ons, hoe wij haar terug kunnen sturen naar de plaats waar ze thuishoort.'
De voorhal voor het Heilige van de tempel was twintig el lang, dus even lang als de tempel breed was, en tien el diep in de richting van de lengte van de tempel.
Zij antwoordden: `Als u de ark van de God van Israël wilt terugsturen, kunt u dat maar niet zonder meer doen: u moet Hem beslist ook een genoegdoening geven. Pas dan zult u met rust gelaten worden en begrijpen, waarom zijn hand niet van u wijkt.'
Verder maakte hij in de tempel vensters met tralieramen.
De Filistijnen vroegen: `Wat voor genoegdoening moeten wij Hem geven?' Zij antwoordden: `De Filistijn en hebben vijf stadsvorsten; geeft dus vijf gouden gezwellen en vijf gouden muizen, want allen, zowel u als uw stadsvorsten, lijden onder dezelfde plaag.
Rondom het Heilige en het Allerheiligste, tegen de tempelmuur aan, plaatste hij een uitbouw, en maakte daarin cellen in het rond.
U moet dus afbeeldingen maken van uw gezwellen en van de muizen die uw land teisteren. Zo moet u hulde brengen aan de God van Israël. Misschien laat zijn hand dan u, uw goden en uw land met rust.
De onderste verdieping van de uitbouw was vijf el breed, de middelste zes el, en de derde zeven; want men had de muren van de tempel aan de buitenkant langs alle zijden iets laten inspringen, om geen gaten in de tempelmuren te moeten breken.
Waarom zoudt u ook halsstarrig zijn, zoals de Egyptenaren en Farao? Zodra Jahwe zijn spel met hen begon te spelen, moesten zij de Israëlieten toch laten gaan, niet waar?
Bij het opbouwen van de tempel gebruikte men stenen, die klaar van de groeve kwamen; geen hamer, geen houweel of een ander ijzeren werktuig werd er bij het bouwen in de tempel gehoord.
Welnu, zorgt voor een nieuwe wagen en voor twee zogende koeien, die nog geen juk gedragen hebben. Spant die voor de wagen, maar zet haar kalveren op stal.
De ingang van de onderste verdieping van de uitbouw was rechts van de tempel; met een wenteltrap klom men naar de tussenverdieping, en vandaar naar de derde.
Plaatst de ark van Jahwe op de wagen en legt de gouden voorwerpen, die u Hem als genoegdoening geeft, in een kistje ernaast. Laat dan de ark maar gaan.
Toen de tempel was afgebouwd, bedekte hij hem met ribben en een plafond van cederhout;
En let goed op: Als ze de weg inslaat naar haar eigen grondgebied, naar Bet-semes, dan is het Jahwe die ons dit grote onheil berokkend heeft; gebeurt dat niet, dan weten wij dat het niet zijn hand was die ons heeft getroffen, maar dat het ons bij toeval is overkomen.'
de vijftien el hoge uitbouw, die hij in het rond tegen de tempel had aangebouwd, greep zich eveneens met cederbalken in de tempel vast.
De mannen deden dat. Zij haalden twee zogende koeien, spanden die voor de wagen en zetten de kalveren op stal.
Toen sprak Jahweh tot Salomon:
Zij plaatsten de ark van Jahwe op de wagen en ook het kistje met de gouden muizen en de afbeeldingen van hun gezwellen.
Wanneer gij volgens mijn wetten handelt, mijn voorschriften en geboden onderhoudt en uw leven daarnaar inricht, dan zal Ik jegens u het woord gestand doen, dat Ik tot uw vader David gesproken heb over de tempel, die gij hebt gebouwd:
De koeien gingen regelrecht de weg naar Bet-semes op en hielden hetzelfde spoor; loeiend liepen zij door, zonder naar rechts of links af te wijken; de stadsvorsten van de Filistijn en gingen erachter aan, tot aan het gebied van Bet-semes.
Te midden van Israëls kinderen zal Ik wonen, en Israël, mijn volk, niet verlaten!
De mannen van Bet-semes waren in de vallei bezig met het oogsten van de tarwe. Toen zij opkeken, zagen zij de ark en waren verheugd haar te zien.
Toen Salomon de bouw van de tempel voltooid had,
Op het veld van Jehosua uit Bet-semes gekomen, bleef de wagen staan. Daar lag een grote steen. De mannen hakten het hout van de wagen in stukken en droegen de koeien als brandoffer aan Jahwe op.
bekleedde hij de binnenwanden, van de grond tot de balken van het plafond, met een betimmering van cederhout; de vloer van de tempel bedekte hij met cypressenhout.
Levieten hadden de ark van Jahwe en het bijbehorend kistje met de gouden voorwerpen afgeladen en op de grote steen geplaatst, en de mannen van Bet-semes offerden die dag brandoffers en slachtoffers ter ere van Jahwe.
Het achterste gedeelte van de tempel, ter grootte van twintig el, schoot hij af met een wand van cederhout, van de vloer tot de balken van het plafond. Dit werd het Allerheiligste.
Toen de vijf stadsvorsten van de Filistijnen dit gezien hadden, keerden zij nog dezelfde dag naar Ekron terug.
Zo bleef er nog veertig el van de tempel over; dit was het Heilige, dat zich voor het Allerheiligste bevond.
Dit zijn de gouden gezwellen die de Filistijnen als genoegdoening aan Jahwe gegeven hebben: een voor Asdod, een voor Gaza, een voor Askelon, een voor Gat en een voor Ekron.
Het cederhout binnen in de tempel was versierd met snijwerk van kolokwinten en bloemslingers. Alles wat men er zag was cederhout; nergens was er een steen te zien.
Het aantal gouden muizen beantwoordde aan dat van de Filistijnse steden, de gebieden van de vijf stadsvorsten met vestingen en open dorpen. Tot op de huidige dag getuigt hiervan de grote steen, waarop ze de ark van Jahwe neergezet hebben, in het veld van Jehosua uit Bet-semes.
Het Allerheiligste achter in de tempel richtte hij in, om er de verbondsark van Jahweh te plaatsen;
Maar Jahwe richtte een slachting aan onder de mannen van Bet-semes, omdat zij naar de ark van Jahwe gekeken hadden; Hij doodde zeventig man, vijftig op de duizend. Het volk rouwde, nu Jahwe zo'n grote slachting aanrichtte,
het was twintig el lang, twintig el breed en twintig el hoog, en met zuiver goud bekleed. Voor het Allerheiligste plaatste hij een altaar van cederhout; dit werd eveneens met goud bekleed.
en de mannen van Bet-semes zeiden: `Wie kan staande blijven in tegenwoordigheid van Jahwe, die heilige God? De ark moet bij ons vandaan, maar naar wie?'
Ook de binnenkant van het Heilige bekleedde hij met zuiver goud, en behing het met gouden bloemslingers.
Zij zonden boden naar de inwoners van Kirjat-jearim en lieten zeggen: `De Filistijnen hebben de ark van Jahwe teruggebracht; Komt hierheen en neemt haar mee.'
Zo bekleedde hij heel de tempel tot zelfs het kleinste onderdeel met goud; ook het altaar bij het Allerheiligste.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Verder maakte hij in het Allerheiligste twee cherubs van olijfhout.
Niet beschikbaar in deze vertaling
De ene vleugel van den cherub was vijf el breed, en vijf el was ook zijn andere vleugel; tezamen dus tien el van het ene einde van zijn vleugels tot aan het andere.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Ook die van de andere cherub waren tien el; want beide cherubs hadden dezelfde maat en dezelfde gestalte.
Niet beschikbaar in deze vertaling
De ene cherub was tien el hoog; ook de andere cherub was tien el hoog.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Deze cherubs met uitgespreide vleugels plaatste hij achter in de tempel. Eén vleugel van de ene cherub raakte de ene muur, en één vleugel van de tweede cherub raakte de andere muur; hun andere vleugels raakten elkaar midden in de tempel.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Ook de cherubs bekleedde hij met goud.
Niet beschikbaar in deze vertaling
In al de muren in het rond, zowel van de binnenvertrekken als van de tempelvoorhal, liet hij cherubs, palmbomen en bloemslingers snijden.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Zelfs de vloer van de tempel in de binnenvertrekken en de voorhal bekleedde hij met goud.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Aan de ingang van het Allerheiligste maakte hij deuren van olijfhout: het deurkozijn daarvan vormde een vijfhoek.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Op de beide deuren van olijfhout sneed hij cherubs, palmbomen en bloemslingers, die hij met goud bekleedde; ook de cherubs en de palmbomen werden met goud bekleed.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Aan de ingang van het Heilige maakte hij een rechthoekig deurkozijn van olijfhout
Niet beschikbaar in deze vertaling
met twee deuren van cypressenhout, die elk twee toeslaande vleugels hadden;
Niet beschikbaar in deze vertaling
hij sneed er cherubs, palmbomen en bloemslingers in, en belegde dit beeldhouwwerk met dun geslagen goud.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Ook bouwde hij de ringmuur van het binnenvoorhof: drie lagen gehouwen steen met één laag balken van cederhout.
Niet beschikbaar in deze vertaling
In het vierde jaar, in de maand Ziw, werden de grondslagen van de tempel van Jahweh gelegd,
Niet beschikbaar in deze vertaling
en in het elfde jaar, in de maand Boel, dat is de achtste maand, was de tempel met al zijn bijgebouwen en geheel zijn inrichting voltooid. Zeven jaren had hij er dus aan gebouwd.
Niet beschikbaar in deze vertaling