1 Samuel 4

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Koning Salomon heerste over heel Israël.

WILLIBRORD

Het woord van Samuël drong door tot heel Israël. De Israëlieten trokken ten strijde tegen de Filistijnen; zij sloegen hun kamp op bij Eben-haëzer, terwijl de Filistijnen bij Afek gelegerd waren.

2
CANISIUS

Dit waren zijn rijksgroten: Azarjáhoe, de zoon van Sadok, was priester;

WILLIBRORD

De Filistijnen stelden zich in slagorde tegenover de Israëlieten. Het kwam tot een gevecht over de gehele linie. De Israëlieten werden verslagen en de Filistijnen doodden langs het front in het open veld ongeveer vierduizend man.

3
CANISIUS

Elichóref en Achi-ja, de zonen van Sjisja, waren geheimschrijvers; Jehosjafat, de zoon van Achiloed, was kanselier;

WILLIBRORD

Toen het volk in het kamp terugkeerde, zeiden de oudsten van Israël: `Waarom heeft Jahwe ons vandaag door de Filistijnen geslagen? Wij gaan uit Silo de ark van het verbond van Jahwe halen. Zij moet in ons midden komen om ons uit de handen van onze vijanden te verlossen.'

4
CANISIUS

Benajáhoe, de zoon van Jehojada, was legeroverste;

WILLIBRORD

Het volk liet de ark uit Silo halen, de ark van het verbond van Jahwe van de machten, die op de kerubs troont. De twee zonen van Eli, Chofni en Pinechas, begeleidden de ark van het verbond van God.

5
CANISIUS

Azarjáhoe, de zoon van Natan, was opperlandvoogd; Zaboed, de zoon van Natan, was koninklijk raadsman;

WILLIBRORD

Zodra de ark van het verbond van Jahwe in het kamp was aangekomen, hieven de Israëlieten zo'n gejuich aan dat de grond ervan dreunde.

6
CANISIUS

Achisjar was hofmeester, en Adoniram, de zoon van Abda, was leider van de herendiensten.

WILLIBRORD

De Filistijnen hoorden dat gejuich en vroegen: `Wat moet toch dat luide gejuich in het kamp van de Hebreeën?' Toen zij vernamen dat de ark van Jahwe in het kamp was gekomen, werden ze bang.

7
CANISIUS

Bovendien had Salomon twaalf landvoogden over geheel Israël, die den koning en zijn hof van alles moesten voorzien; één maand in het jaar moest ieder van hen daarvoor zorgen.

WILLIBRORD

Ze zeiden: `God is in het kamp gekomen! Wee ons, dat is nog nooit gebeurd.

8
CANISIUS

Hun namen waren: De zoon van Choer in het gebergte van Efraïm.

WILLIBRORD

Wee ons, wie redt ons uit de handen van die geweldige God? Dit is immers dezelfde God die de Egyptenaren in de woestijn met allerlei plagen geslagen heeft?

9
CANISIUS

De zoon van Déker te Makas, Sjaälbim, Bet-Sjémesj, Elon en Bet-Chanan.

WILLIBRORD

Weest moedig, Filistijnen, en gedraagt u als mannen. Anders worden jullie de slaven van de Hebreeën, zoals zij het van jullie zijn geweest. Weest mannen en weert u.'

10
CANISIUS

De zoon van Chésed te Aroebbot; tot zijn gebied behoorde Soko en het hele land van Chéfer.

WILLIBRORD

De Filistijnen gingen tot de aanval over. De Israëlieten werden verslagen en vluchtten, ieder naar zijn eigen tent. Het was een zware nederlaag: dertigduizend man voetvolk van Israël sneuvelden;

11
CANISIUS

De zoon van Abinadab over het hele heuvelland van Dor; hij had Tafat, een dochter van Salomon, tot vrouw.

WILLIBRORD

de ark van God werd buitgemaakt en de twee zonen van Eli, Chofni en Pinechas, kwamen om.

12
CANISIUS

Baäna, de zoon van Achiloed, over Taänak, Megiddo en geheel Bet-Sjean, dat bij Sartana ligt; dus het gebied beneden Jizreël van Bet-Sjean af tot Abel-Mechola, tot nog voorbij Jokmeam.

WILLIBRORD

Een Benjaminiet snelde weg van het front en kwam nog diezelfde dag in Silo aan; zijn kleren waren gescheurd en zijn hoofd was met aarde bedekt.

13
CANISIUS

De zoon van Géber over Ramot in Gilad; tot zijn gebied behoorde de kampementen van Jaïr. De zoon van Manasse over Gilad en de landstreek Argob in Basjan; over zestig grote steden met muren en koperen sluitbomen.

WILLIBRORD

Bij zijn aankomst zat Eli op een zetel aan de kant van de weg, wachtend op bericht, want hij was ongerust over de ark van God. Toen de Benjaminiet, in de stad aangekomen, het nieuws verteld had, ging er een gejammer door de hele stad.

14
CANISIUS

Achinadab, de zoon van Iddo, over Machanáim.

WILLIBRORD

Eli hoorde het en vroeg: `Wat is dat voor een gejammer?' De man ging haastig naar Eli en vertelde hem het nieuws.

15
CANISIUS

Achimáas in Neftali; ook hij had een dochter van Salomon, Basemat, tot vrouw genomen.

WILLIBRORD

Eli was achtennegentig jaar; zijn ogen stonden star en hij kon niet meer zien.

16
CANISIUS

Baäna, de zoon van Choesjai, over Aser en Bealot.

WILLIBRORD

De man zei tot Eli: `Ik kom van het front; ik ben vandaag van het front weggevlucht.' Toen vroeg Eli: `Wat is er dan gebeurd, mijn zoon?'

17
CANISIUS

Jehosjafat, de zoon van Paróeach, over Issakar.

WILLIBRORD

De boodschapper antwoordde: `De Israëlieten zijn voor de Filistijnen op de vlucht geslagen; het volk heeft een zware nederlaag geleden; ook uw twee zonen, Chofni en Pinechas, zijn gesneuveld, en de ark van God is buitgemaakt.'

18
CANISIUS

Sjimi de zoon van Ela, over Benjamin.

WILLIBRORD

Nauwelijks had hij de ark van God genoemd, of Eli viel achterover van zijn zetel bij de poort; oud en zwaar als hij was, brak hij zijn nek en stierf. Veertig jaar was hij rechter over Israël geweest.

19
CANISIUS

Géber, de zoon van Oeri, over het land van Gilad, het land van Sichon, den koning der Amorieten, en dat van Og, den koning van Basjan. En er was één landvoogd in het land van Juda.

WILLIBRORD

Zijn schoondochter, de vrouw van Pinechas, was zwanger en kon elk ogenblik bevallen. Toen zij hoorde dat de ark van God was buitgemaakt en dat haar schoonvader en haar man waren gestorven, zetten de weeën in; zij kromp ineen en bracht haar kind ter wereld.

20
CANISIUS

Juda en Israël waren talrijk als het zand aan de zee; zij aten en dronken en waren vrolijk.

WILLIBRORD

Toen zij stervende was, zeiden de vrouwen die om haar heen stonden: `Wees gerust, want je hebt het leven geschonken aan een zoon.' Maar zij antwoordde niet en sloeg er zelfs geen acht op.

21
CANISIUS

Want Salomon heerste over al de koninkrijken van de Rivier af tot aan het land der Filistijnen en tot aan de grens van Egypte; zij brachten Salomon schatting en waren hem onderdanig, zolang hij leefde.

WILLIBRORD

Zij noemde het kind Ikabod, want zei ze: `Weggehaald is de Heerlijkheid uit Israël.' Daarbij doelde zij op de ark van God die buitgemaakt was en op haar schoonvader en haar man.

22
CANISIUS

De mondbehoefte van Salomon, voor één dag, bedroeg dertig kor bloem en zestig kor meel,

WILLIBRORD

Ze zei: `Weggehaald is de Heerlijkheid uit Israël, want de ark van God is buitgemaakt.'

23
CANISIUS

tien vetgemeste en twintig gewone runderen en honderd schapen, behalve de reeën, gazellen, herten en het gemeste pluimvee.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

24
CANISIUS

En daar hij het hele gebied aan deze zijde van de Rivier, van Tifsach tot Gaza toe, met al de koningen van dat gebied in bedwang hield, had hij vrede aan alle kanten,

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

25
CANISIUS

en zaten zowel de Judeërs als de Israëlieten, van Dan tot Beër-Sjéba, onbezorgd onder hun wijnstok en hun vijgeboom, zolang Salomon leefde.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

26
CANISIUS

Bovendien had Salomon vier duizend span paarden voor zijn strijdwagens en twaalfduizend rijpaarden.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

27
CANISIUS

Genoemde landvoogden nu voorzagen, ieder gedurende een maand, koning Salomon en allen, die aan de koninklijke tafel aanzaten van het benodigde, en zorgden er voor, dat niets ontbrak.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

28
CANISIUS

Het gerst en het stro voor de rij- en wagenpaarden brachten zij, ieder op zijn beurt, naar de plaats, waar het wezen moest.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

29
CANISIUS

Bovendien gaf God aan Salomon een zeer grote wijsheid, scherpzinnigheid en inzicht, zo groot als het zandige strand aan de zee.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

30
CANISIUS

De wijsheid van Salomon was groter dan die van alle Oosterlingen en alle Egyptenaren.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

31
CANISIUS

Hij was wijzer dan alle mensen, wijzer zelfs dan Etan, de Ezrachiet, en dan Heman, Kalkol en Darda, de zonen van Machol, zodat hij beroemd was bij alle volkeren in het rond.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

32
CANISIUS

Salomon dichtte drieduizend spreuken en schreef vijfduizend liederen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

33
CANISIUS

Hij sprak over alle boomsoorten, van de ceder op de Libanon tot de hysop, die uit de muren schiet; ook over viervoeters, vogels, kruipende dieren en vissen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

34
CANISIUS

Van alle volkeren stroomde men dan ook toe, om naar Salomons wijsheid te luisteren en hij ontving geschenken van alle koningen der aarde, die van zijn wijsheid hadden gehoord.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling