1 Samuel 3
Alle 2 beschikbare vertalingen
verbond hij zich door een huwelijk met Farao, den koning van Egypte. Hij huwde Farao’s
De jonge Samuël deed dienst in het heiligdom van Jahwe, onder het toezicht van Eli. In die dagen was een woord van Jahwe een zeldzaamheid en kwam een visioen niet dikwijls voor.
Nog offerde het volk op de offerhoogten; want er was toen nog geen tempel voor de Naam van Jahweh gebouwd.
Op zekere dag had Eli zich te slapen gelegd op zijn gewone plaats; zijn ogen begonnen zwak te worden en hij kon niet meer zien.
En ofschoon Salomon Jahweh liefhad en zich daarom aan de voorschriften van zijn vader David hield, offerde ook hij en brandde hij reukwerk op de hoogten.
De lamp van God was nog niet gedoofd en Samuël lag te slapen in het heiligdom van Jahwe, waar de ark van God stond.
Zo ging de koning dan naar Gibon, om daar te offeren; want dat was de voornaamste offerhoogte. Nadat Salomon duizend brandoffers op het altaar te Gibon had opgedragen,
Toen riep Jahwe: `Samuël!' Samuël antwoordde: `Hier ben ik.'
verscheen Jahweh hem s nachts in een droom, en God sprak: Doe een verzoek; wat zal Ik u geven?
Hij liep haastig naar Eli en zei: `Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?' Maar Eli antwoordde: `Ik heb niet geroepen; ga maar weer slapen.' En hij ging en legde zich te slapen.
Salomon antwoordde: Gij zijt mijn vader, uw dienaar David, zeer goedgunstig geweest, omdat hij trouw en rechtschapen en met een oprecht hart voor U heeft geleefd. En Gij hebt hem ook deze grote gunst bewezen, dat Gij hem een zoon hebt geschonken, die nu zetelt op zijn troon.
Toen riep Jahwe opnieuw: `Samuël!' Samuël stond op, ging naar Eli en zei: `Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?' Eli antwoordde: `Ik heb niet geroepen, mijn jongen; ga maar weer slapen.'
Maar nu hebt Gij, Jahweh mijn God, uw dienaar in de plaats van mijn vader David tot koning gemaakt, ofschoon ik toch maar een jeugdige knaap ben, die nog niet weet, hoe hij handelen moet.
Samuël kende Jahwe nog niet: een woord van Jahwe was hem nog nooit geopenbaard.
Zo staat uw dienaar te midden van uw volk, dat Gij hebt uitverkoren: een talrijk volk, dat om zijn grootte niet is te tellen, niet is te schatten.
En weer riep Jahwe Samuël; nu voor de derde maal. Samuël stond op, ging naar Eli en zei: `Hier ben ik. U hebt mij toch geroepen?' Toen begreep Eli dat het Jahwe was die de jongen riep.
Geef dus uw dienaar een opmerkzaam hart, om uw volk te kunnen oordelen, en onderscheid te maken tussen goed en kwaad; want wie is anders in staat, dit machtig volk van U te besturen?
En hij zei tot Samuël: `Ga slapen, en mocht Hij je roepen dan moet je zeggen: Spreek, Jahwe, uw dienaar luistert.' Samuël ging dus weer op zijn gewone plaats slapen.
Dit verzoek van Salomon behaagde den Heer.
Toen kwam Jahwe bij hem staan en riep, evenals de vorige malen: `Samuël, Samuël!' En Samuël antwoordde: `Spreek, uw dienaar luistert.'
En God sprak tot hem: Omdat gij Mij dit verzoek hebt gedaan, en Mij niet een lang leven of rijkdom, noch de dood uwer vijanden gevraagd hebt, maar inzicht, om het recht te verstaan:
Toen zei Jahwe tot Samuël: `Let op! Wat Ik in Israël ga verrichten zal allebei de oren doen tuiten van ieder die het hoort.
daarom voldoe Ik aan uw verlangen, en geef Ik u een wijs en verstandig hart, zodat uws gelijke voor u niet geleefd heeft en na u niet meer zal opstaan.
Die dag zal Ik aan het huis van Eli alles voltrekken wat Ik over dat huis gezegd heb, van het begin tot het einde.
Maar ook wat ge niet gevraagd hebt, zal Ik u geven: rijkdom en roem, zodat geen koning aan u gelijk zal zijn, zolang gij leeft.
Ik heb hem reeds medegedeeld dat Ik een onherroepelijk vonnis ga voltrekken over zijn huis, vanwege de wandaden die hem bekend waren: zijn zonen hebben God geminacht en hij is niet tegen hen opgetreden.
En wanneer ge mijn wegen bewandelt, en mijn verordeningen en geboden onderhoudt, zoals uw vader David gedaan heeft, dan zal Ik u ook nog een lang leven schenken.
Daarom heb Ik het huis van Eli gezworen: Nooit in der eeuwigheid zal de schuld van het huis van Eli door slacht - of meeloffers verzoend worden.'
Toen ontwaakte Salomon en bemerkte, dat het een droom was. Hij begaf zich naar Jerusalem, ging voor de verbondsark van den Heer staan, droeg brandoffers en vredeoffers op, en richtte een feestmaal aan voor heel zijn hof.
Samuël sliep nu door tot de ochtend en deed toen de deuren van de tempel van Jahwe open. Hij zag er tegen op, het visioen aan Eli mee te delen.
Eens kwamen er twee lichte vrouwen bij den koning, om voor hem te verschijnen.
Maar Eli riep hem en zei: `Samuël, mijn zoon!' Hij antwoordde: `Hier ben ik.'
De ene vrouw zei: Met uw verlof, mijn heer! Ik en deze vrouw wonen in één huis. Nu kreeg ik bij haar in huis een kind,
En Eli vroeg: `Wat is het voor een woord dat Hij tot jou heeft gesproken? Verberg het niet voor mij. God mag je dit aandoen en nog erger, als je iets verzwijgt van alles wat Hij je gezegd heeft.'
en drie dagen na mij kreeg ook deze vrouw een kind. Wij waren samen in huis, en er was niemand bij ons; alleen wij tweeën waren in huis.
Toen vertelde Samuël hem alles, zonder hem iets te verzwijgen. En Eli antwoordde: `Het is Jahwe. Hij moge doen wat Hem goeddunkt.'
Nu stierf ‘s nachts de zoon van deze vrouw; want ze was op hem gaan liggen.
Samuël groeide op; Jahwe was met hem en liet niet een van zijn woorden onvervuld.
Maar midden in de nacht stond ze op, en terwijl uw dienstmaagd sliep, nam ze mijn zoon bij mij weg en legde hem in haar arm, doch haar doden zoon legde ze mij in de arm.
En heel Israël, van Dan tot Berseba, kwam te weten dat Samuël inderdaad als profeet van Jahwe was aangesteld.
Toen ik nu ‘s morgens opstond, om mijn zoon te voeden, vond ik hem dood; maar toen
Ook daarna bleef Jahwe in Silo verschijnen, want daar openbaarde Hij zich aan Samuël door tot hem te spreken.
Maar de andere vrouw verzekerde: Niet waar; de levende is mijn zoon, en de dode is van u. De eerste echter hield vol: Neen, de dode is van u, en de levende is mijn zoon. En zo bleven ze voor den koning kijven.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen sprak de koning: De een zegt: Deze, die leeft, is mijn zoon, en de dode is van u; en de andere zegt: Neen, de dode is uw zoon, en de levende is van mij.
Niet beschikbaar in deze vertaling
En de koning ging voort: Haal mij een zwaard. En men bracht den koning een zwaard.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Nu sprak hij: Hakt het levende kind in tweeën, en geeft ieder de helft.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Maar de vrouw, van wie het levende kind was en wier hart ineenkromp om haar zoon, riep tot den koning: Ach mijn heer; geef haar het levende kind dan maar, en dood het niet. Maar de andere sprak: Noch ik noch zij moet het dan maar hebben; hakt het maar door!
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen zei de koning: Geeft haar het levende kind, en doodt het niet; zij is de moeder.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Heel Israël hoorde het vonnis, dat de koning geveld had, en had ontzag voor den koning; want men begreep, dat hij goddelijke wijsheid bezat, om recht te spreken.
Niet beschikbaar in deze vertaling