1 Samuel 21
Alle 2 beschikbare vertalingen
Enige tijd later gebeurde het volgende: Een zekere Nabot uit Jizreël bezat een wijngaard naast het paleis van Achab, den koning van Samaria.
Toen vertrok David en Jonatan keerde naar de stad terug.
Daarom sprak Achab tot Nabot: Geef mij uw wijngaard, dan maak ik er een moestuin van; want hij ligt vlak bij mijn paleis. Ik geef er u een betere voor terug, of wanneer ge dit liever hebt, de waarde in geld.
David ging naar Nob, naar de priester Achimelek. Ontsteld kwam Achimelek David tegemoet en vroeg: `Waarom bent u alleen en is er niemand bij u?'
Maar Nabot gaf Achab ten antwoord: Jahweh beware mij er voor, u het erfdeel van mijn vaderen te geven.
David antwoordde: `Ik heb een opdracht van de koning en hij heeft mij gezegd dat niemand ook maar iets mag weten van de zending waarmee hij mij belast heeft. Mijn knechten heb ik overigens daar en daar besteld.
Hierop ging Achab verdrietig en toornig naar huis, omdat Nabot uit Jizreël hem had gezegd: Ik geef u het erfdeel van mijn vaderen niet. Hij ging op zijn bed liggen, wendde het hoofd af en wilde niet eten.
Maar zeg eens: Hebt u hier iets bij de hand? Geef mij dan vijf broden mee of wat er is.'
Toen kwam zijn vrouw Izébel bij hem en vroeg: Waarom zijt ge toch zo verdrietig, en eet ge niet?
De priester antwoordde: `Gewoon brood heb ik niet bij de hand, wel heilig brood. Als uw knechten maar niet bij vrouwen geweest zijn!'
Hij antwoordde haar: Ik heb met Nabot uit Jizreël gesproken en hem gezegd: "Verkoop
David antwoordde de priester: `Al is dit een profane tocht, op dit punt is hij toch heilig, want de omgang met vrouwen is ons onmogelijk geweest, zowel gisteren als eergisteren, toen ik uittrok, zodat de knechten heilig zijn in hun leden.'
Maar zijn vrouw Izébel zeide tot hem: Gij zijt me ook een koning van Israël! Sta op en eet, en zit er maar niet over in; ik bezorg u de wijngaard van Nabot wel.
Toen gaf de priester hem het heilige brood, want er was geen ander brood dan het toonbrood, dat op bepaalde dagen uit Jahwe's tegenwoordigheid wordt weggenomen en door vers brood wordt vervangen.
Daarop schreef zij een brief uit Achabs naam, sloot die met zijn zegel, en zond hem aan de oudsten en de leiders, die bij Nabot in de stad woonden.
Op diezelfde dag was daar ook een van Sauls hovelingen, die zich in Jahwe's tegenwoordigheid had afgezonderd. Het was de Edomiet Doeg en hij was opzichter over de herders van Saul.
Ze schreef in de brief als volgt: Kondigt een vasten af en laat Nabot vooraan zitten, als het volk bijeen is.
David zei tot Achimelek: `Hebt u hier niet een lans of zwaard bij de hand? Ik heb niet eens mijn zwaard en mijn andere wapens mee kunnen nemen; zo dringend was de opdracht van de koning.'
Dan moet ge een paar deugnieten tegen hem laten optreden, die hem er van betichten, dat hij God en den koning heeft gelasterd. Leidt hem daarna weg, en stenigt hem dood.
De priester antwoordde: `Ja, het zwaard van Goliat de Filistijn, die u in het Dal van de terebint verslagen hebt. Het staat daar achter de efod, in een doek gewikkeld. Dat kunt u meenemen als u wilt; een ander is er niet.' En David zei: `Er is ook geen beter; geef het maar.'
Zijn medeburgers, de oudsten en de leiders, deden wat Izébel hun had bevolen in de brief, die ze hun geschreven had.
David ging toen voor Saul op de vlucht en hij kwam bij Akis, de koning van Gat.
Zij kondigden een vasten af, en toen het volk bijeen was, plaatsten ze Nabot vooraan.
De hovelingen zeiden tot Akis: `Maar dat is David, de koning van het land! Dat is de man van wie ze in reidansen gezongen hebben: Bij duizenden sloeg Saul ze neer, maar David bij tienduizenden!'
Nu kwamen er een paar deugnieten, die tegen hem optraden, en ten overstaan van het volk getuigden: Nabot heeft God en den koning gelasterd! En men bracht hem buiten de stad, waar hij dood werd gestenigd.
Deze woorden ontgingen David niet en hij werd zeer bevreesd voor Akis, de koning van Gat.
Toen berichtten zij aan Izébel: Men heeft Nabot gestenigd; hij is dood.
Daarom veinsde hij krankzinnigheid en stelde zich, toen ze hem grepen, als een gek aan. Hij maakte krassen op de stadspoort en kwijlde in zijn baard.
Zodra Izébel vernam, dat Nabot gestenigd en dood was, sprak ze tot Achab: Sta op, en neem de wijngaard van Nabot uit Jizreël in bezit, die hij u niet voor geld wilde afstaan; want Nabot leeft niet meer, maar is dood.
Toen zei Akis tot zijn hovelingen: `Jullie zien toch wel dat dit een waanzinnige is? Waarom brengen jullie hem bij me? Kom ik soms gekken te kort, dat jullie me die kerel gebracht hebben om bij mij te keer te gaan? Moet die in mijn huis?'
Toen Achab hoorde, dat Nabot dood was, ging hij heen, en nam de wijngaard van Nabot uit Jizreël in bezit.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Maar nu werd het woord van Jahweh tot Elias uit Tisjbe gericht:
Niet beschikbaar in deze vertaling
Sta op en ga naar Achab, den koning van Israël, die te Samaria woont; hij is in de wijngaard van Nabot, die hij in bezit is gaan nemen.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Zeg tot hem: Zo spreekt Jahweh! Komt ge na de moord de erfenis in bezit nemen? Zo
Niet beschikbaar in deze vertaling
Maar Achab snauwde Elias toe: Weet mijn vijand mij weer te vinden? Hij antwoordde:
Niet beschikbaar in deze vertaling
En nu, zo spreekt Jahweh! Ik zal onheil over u brengen en u wegvagen; al wat man is in Achabs huis, slaaf of vrije, zal Ik uit Israël verdelgen.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Met uw huis zal Ik handelen als met het huis van Jeroboam, den zoon van Nabat, en als met het huis van Basja, den zoon van Achi-ja, omdat ge Mij hebt getergd en Israël tot zonde hebt verleid.
Niet beschikbaar in deze vertaling
En tot Izébel spreekt Jahweh: De honden zullen Izébel verslinden op de open plaats voor Jizreël!
Niet beschikbaar in deze vertaling
Sterft er iemand van Achab in de stad, dan zullen de honden hem verslinden; en sterft iemand van hem op het land, dan zullen de vogels uit de lucht het doen!
Niet beschikbaar in deze vertaling
Want nooit heeft iemand zich als Achab vermeten, om kwaad te doen in de ogen van Jahweh, hiertoe verleid door Izébel, zijn vrouw;
Niet beschikbaar in deze vertaling
schandelijk heeft hij zich gedragen door waangoden te dienen, juist zoals de Amorieten deden, die Jahweh voor Israël heeft verjaagd.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen Achab deze bedreiging vernam, scheurde hij zijn klederen, trok een boetekleed aan en vastte; hij legde zich zelfs in het boetekleed te ruste, en liep peinzend rond.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Nu werd het woord van Jahweh tot Elias uit Tisjbe gericht:
Niet beschikbaar in deze vertaling
Hebt gij gezien, hoe Achab zich voor Mij heeft vernederd? Omdat hij zich voor Mij
Niet beschikbaar in deze vertaling