1 Samuel 13

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

kwam er op Jahweh’s bevel een godsman uit Juda naar Betel, juist op het ogenblik,

WILLIBRORD

Saul was zoveel jaar oud toen hij koning werd en hij heeft twee jaar over Israël geregeerd.

2
CANISIUS

En op last van Jahweh riep hij tot het altaar: Altaar, altaar! Zo spreekt Jahweh: Zie, in het huis van David zal een zoon geboren worden; hij zal de priesters der offerhoogten, die op u durven offeren, op u vermoorden en mensenbeenderen op u verbranden.

WILLIBRORD

Saul koos uit Israël drieduizend mannen uit, waarvan er tweeduizend onder bevel van Saul zelf te Mikmas en op de berg bij Betel kwamen te liggen, en duizend onder Jonatan te Gibea in Benjamin. De rest van het volk liet hij naar huis gaan, een ieder naar zijn eigen tent.

3
CANISIUS

Ook kondigde hij een teken aan en sprak: Dit is het teken, dat het Jahweh is, die gesproken heeft! Het altaar zal bersten, en het offervet, dat er op ligt, wordt er af geworpen.

WILLIBRORD

Jonatan vernietigde de Filistijnse post in Geba en de Filistijnen vernamen dat. Intussen had Saul overal in het land de bazuin laten steken, want hij dacht: `De Hebreeën moeten het horen!'

4
CANISIUS

Toen de koning hoorde, wat de godsman tegen Betels altaar riep, strekte hij van het altaar af zijn hand uit, en sprak: Grijpt hem! Maar de hand, die hij tegen den godsman uitstrekte, verstijfde, zodat hij haar niet meer terug kon trekken.

WILLIBRORD

Zo vernam heel Israël de boodschap: `Saul heeft de Filistijnse post vernietigd en daardoor hebben de Israëlieten het bij de Filistijnen verbruid.' Het volk werd opgeroepen om Saul te volgen naar Gilgal.

5
CANISIUS

Tegelijk berstte ook het altaar, en werd het vet er af geworpen, zoals de godsman op Jahweh’s bevel had gezegd.

WILLIBRORD

De Filistijnen verzamelden zich voor de strijd tegen de Israëlieten. Zij hadden drieduizend strijdwagens en zesduizend wagenstrijders; hun voetvolk was zo talrijk als de zandkorrels op het strand van de zee. Zij rukten op en legerden zich bij Mikmas, ten oosten van het Betawen.

6
CANISIUS

Nu sprak de koning tot den godsman: Smeek toch Jahweh, uw God, om genade, en bid voor mij, dat ik mijn hand kan terugtrekken. En de godsman smeekte Jahweh om genade; de koning kon zijn hand terugtrekken, en deze was weer als voorheen.

WILLIBRORD

De Israëlieten zagen dat ze in het nauw raakten, de bevolking liep gevaar en verborg zich in spelonken en spleten, in grotten, graven en putten.

7
CANISIUS

Daarop sprak de koning tot den godsman: Kom met mij mee naar huis, om u wat te verkwikken; dan zal ik u ook een geschenk meegeven.

WILLIBRORD

Ook waren er Hebreeën die de Jordaan overstaken naar het land van Gad en Gilead. Saul daarentegen bevond zich nog in Gilgal en er was grote angst onder de mannen die hem volgden.

8
CANISIUS

Maar de godsman gaf den koning ten antwoord: Al geeft gij mij de helft van uw vermogen, ik ga niet met u mee naar binnen; ik eet hier geen brood en drink hier geen water.

WILLIBRORD

Hij wachtte zeven dagen, tot het ogenblik dat Samuël had vastgelegd, maar Samuël kwam niet naar Gilgal. Toen begon het volk Saul in de steek te laten.

9
CANISIUS

Want aldus heeft Jahweh mij bevolen: "Eet er geen brood en drink er geen water; keer

WILLIBRORD

Daarom zei Saul: `Breng mij het brandoffer en de drankoffers.' Toen droeg hij zelf het brandoffer op.

10
CANISIUS

Hierop sloeg hij een andere weg in, en keerde niet terug langs dezelfde weg, waarlangs hij naar Betel gekomen was.

WILLIBRORD

Nauwelijks had hij het brandoffer opgedragen, of Samuël kwam aan. Saul trad hem tegemoet om hem te begroeten,

11
CANISIUS

Nu woonde er te Betel een bejaard profeet; zijn zonen kwamen hem alles vertellen, wat de godsman die dag te Betel gedaan en tot den koning gezegd had. Toen ze dit aan hun vader hadden verteld,

WILLIBRORD

maar Samuël vroeg: `Wat hebt u gedaan?' Saul antwoordde: `Ik merkte dat het volk mij in de steek liet, en omdat u niet op de vastgestelde tijd hier was en de Filistijnen zich in Mikmas verzameld hadden,

12
CANISIUS

vroeg hij hun: Langs welke weg is hij heengegaan? En zijn zonen wezen hem de weg,

WILLIBRORD

dacht ik: Nu zullen de Filistijnen op mij afkomen, maar Gilgal, nog voor ik Jahwe gunstig gestemd heb. Dus heb ik mij veroorloofd zelf het brandoffer op te dragen.'

13
CANISIUS

Nu beval hij hun: Zadelt den ezel voor mij. En toen zij den ezel gezadeld hadden, besteeg hij hem,

WILLIBRORD

Toen sprak Samuël tot Saul: `U hebt dwaas gehandeld! U hebt het bevel niet opgevolgd dat Jahwe uw God u had gegeven! Anders zou Hij thans uw koningschap over Israël voor altijd bevestigen.

14
CANISIUS

ging den godsman achterna, en trof hem onder een terebint gezeten. Hij sprak tot hem: Zijt gij de godsman uit Juda? Hij antwoordde: Ja.

WILLIBRORD

Nu echter zal uw koningschap niet bestendig zijn. Jahwe heeft al iemand anders uitgezocht, een man naar zijn hart, en hem aangesteld tot vorst over zijn volk, omdat u niet hebt onderhouden wat Jahwe u had bevolen.'

15
CANISIUS

Nu nodigde hij hem uit: Ga met mij mee naar huis; dan kunt ge wat eten.

WILLIBRORD

Samuël vertrok en ging van Gilgal naar Gibea in Benjamin. Saul telde de mannen die nog bij hem waren; het waren er ongeveer zeshonderd.

16
CANISIUS

Maar de godsman antwoordde: Ik mag niet met u terugkeren, en hier ook geen brood eten of water drinken.

WILLIBRORD

Saul lag met zijn zoon Jonatan met het volk dat bij hem was te Geba in Benjamin, terwijl de Filistijnen bij Mikmas gelegerd waren.

17
CANISIUS

Want Jahweh heeft mij gezegd: "Gij moogt daar geen brood eten en geen water drinken,

WILLIBRORD

Uit het kamp van de Filistijnen trokken drie groepen uit om het land plat te branden: de eerste groep nam de weg naar Ofra, naar het land Sual,

18
CANISIUS

Doch de ander verzekerde: Ook ik ben een profeet, evenals gij; en een engel heeft mij op last van Jahweh gezegd: "Breng hem terug naar uw huis; dan kan hij brood eten

WILLIBRORD

de tweede nam de weg naar Bet-choron, de derde nam de weg langs de grens, die boven langs het Hyenadal de woestijn in loopt.

19
CANISIUS

Daarop keerde de godsman met hem terug, en at en dronk in zijn huis.

WILLIBRORD

Nu was er in heel Israël geen smid te vinden, want de Filistijnen hadden verordend dat de Hebreeën geen zwaarden of lansen mochten smeden.

20
CANISIUS

Maar nog zaten zij aan tafel, toen het woord van Jahweh werd gericht tot den profeet, die hem tot de terugkeer had bewogen.

WILLIBRORD

De Israëlieten moesten zich ook tot de Filistijnen wenden om hun ploegschaar, hun zeis, hun bijl of hun sikkel te laten slijpen.

21
CANISIUS

En hij riep den godsman uit Juda toe: Zo spreekt Jahweh! Omdat gij u tegen het gebod van Jahweh hebt verzet, en u niet hebt gehouden aan het bevel, dat Jahweh, uw God, u gaf,

WILLIBRORD

Dit kostte twee derde sikkel voor een ploegschaar of zes en een derde sikkel voor een hak, een bijl of voor het herstellen van een osseprikkel.

22
CANISIUS

maar teruggekeerd zijt, en brood hebt gegeten en water gedronken op de plaats, waar Hij u verboden had, brood te eten en water te drinken: daarom zal uw lijk niet in het graf uwer vaderen komen!

WILLIBRORD

Zo kwam het dat er op de dag van de veldslag in heel het leger van Saul en Jonatan geen zwaard of lans te vinden was, behalve die van Saul en Jonatan, zijn zoon.

23
CANISIUS

Toen de godsman gegeten en gedronken had, zadelde hij zijn ezel,

WILLIBRORD

De Filistijnen hadden een post uitgezet in de bergpas van Mikmas.

24
CANISIUS

en ging heen. Maar onderweg ontmoette hij een leeuw, die hem doodde. Zijn lijk bleef op de weg liggen; de ezel stond er naast, en de leeuw bleef eveneens naast het lijk staan.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

25
CANISIUS

Toevallig kwamen er enige mannen voorbij, die het lijk op de weg zagen liggen, met den leeuw er naast. Zij gingen het vertellen in de stad, waar de oude profeet woonde.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

26
CANISIUS

En toen de profeet, die hem op zijn weg had doen terugkeren, dit vernam, zeide hij: Het is de godsman, die zich tegen het gebod van Jahweh verzet heeft. Daarom heeft Jahweh hem aan den leeuw overgeleverd, die hem verscheurd en gedood heeft, zoals Jahweh het hem had voorspeld.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

27
CANISIUS

En hij beval zijn zonen: Zadelt den ezel voor mij. Zij deden het.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

28
CANISIUS

Toen ging hij heen, en vond het lijk op de weg liggen, met den ezel en den leeuw er naast. De leeuw had het lijk niet verslonden, en evenmin den ezel verscheurd.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

29
CANISIUS

Nu nam de profeet het lijk van den godsman op, legde het op den ezel en bracht het naar de stad terug, om rouw te bedrijven en hem te begraven.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

30
CANISIUS

Hij legde het lijk in zijn eigen graf, en men hief de klaagzang over hem aan: Ach mijn broeder!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

31
CANISIUS

Na de begrafenis beval hij zijn zonen: Begraaf mij na mijn dood in het graf, waarin de godsman begraven ligt; legt mij naast zijn gebeente neer, opdat mijn gebeente met het zijne gespaard blijve.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

32
CANISIUS

Want ongetwijfeld zal het woord vervuld worden, dat hij op last van Jahweh heeft uitgeroepen tegen het altaar te Betel en tegen al de tempels der offerhoogten in de steden van Samaria.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

33
CANISIUS

Ondanks dit alles bekeerde Jeroboam zich niet van zijn slecht gedrag; integendeel, hij koos nog meer priesters voor de offerhoogten uit het gewone volk. Al wie maar wilde, stelde hij tot priester aan.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

34
CANISIUS

Dit werd de zonde van het huis van Jeroboam, en daarom zou het vernietigd worden en van de aardbodem verdelgd.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling