1 Samuel 12

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Daar heel Israël nu te Sikem bijeenkwam, om Roboam tot koning uit te roepen, ging ook deze er heen.

WILLIBRORD

Samuël sprak tot de Israëlieten: `U ziet dat ik naar u geluisterd heb, naar alles wat u mij hebt gezegd, en dat ik een koning over u heb aangesteld.

2
CANISIUS

Zodra Jeroboam, de zoon van Nebat, die nog steeds in Egypte verbleef, waar hij voor Salomon was gevlucht, dit alles vernam, keerde hij zo haastig mogelijk uit Egypte terug, en begaf zich naar zijn vaderstad Sereda, in het gebergte van Efraïm.

WILLIBRORD

Daar staat nu de koning die u voorgaat. Ik ben nu oud en grijs geworden en mijn zonen hebben hun plaats onder u. Vanaf mijn jonge jaren tot de dag van heden ben ik u voorgegaan.

3
CANISIUS

Maar ze zeiden tot Roboam:

WILLIBRORD

Hier sta ik: leg nu over mij uw verklaring af ten overstaan van Jahwe en van zijn gezalfde. Heb ik ooit van iemand een rund afgenomen? Heb ik ooit van iemand een ezel afgenomen? Heb ik ooit iemand benadeeld of iemand verdrukt? Heb ik ooit van iemand een geschenk aangenomen om van hem iets door de vingers te zien? Dan zal ik het teruggeven.'

4
CANISIUS

Uw vader heeft ons een zwaar juk opgelegd; verlicht gij nu de harde dienstbaarheid, waartoe uw vader ons dwong, en het zware juk, dat hij ons heeft opgelegd, en wij zullen u dienen.

WILLIBRORD

Maar de Israëlieten zeiden: `Neen, u hebt ons niet benadeeld, u hebt ons niet verdrukt en van niemand hebt u wat dan ook aangenomen.'

5
CANISIUS

Hij antwoordde: Gaat heen tot overmorgen, en komt dan bij mij terug. Toen het volk weg was,

WILLIBRORD

Toen sprak Samuël tot hen: `Jahwe is dus getuige en heden is ook zijn gezalfde getuige dat u niets van mij te vorderen hebt!' En zij antwoordden: `Zo is het!'

6
CANISIUS

ging koning Roboam te rade bij de bejaarde mannen, die bij het leven van koning Salomon diens vertrouwelingen waren geweest, en vroeg hun: Wat raadt gij mij, dit volk te antwoorden?

WILLIBRORD

Nu zei Samuël tot het volk: `Jahwe is het die Mozes en A„ron heeft doen optreden en uw vaderen uit Egypte heeft geleid.

7
CANISIUS

Ze zeiden hem: Wanneer ge dit volk nu ter wille zijt en het een goedgunstig antwoord geeft, zal het u voor altijd dienen.

WILLIBRORD

Welnu, stelt u op, dan zal ik, ten overstaan van Jahwe, u als uw rechter alle weldaden voorhouden die Jahwe u en uw vaderen heeft bewezen.

8
CANISIUS

Maar hij verwierp de raad, die de bejaarde mannen gegeven hadden, en ging te rade bij de jongelieden, die met hem waren opgegroeid, en nu zijn vertrouwelingen waren.

WILLIBRORD

Toen Jakob in Egypte gekomen was en uw vaderen tot Jahwe riepen, zond Jahwe Mozes en A„ron, die uw vaderen uit Egypte leidden en hun hier een woonplaats gaven.

9
CANISIUS

Hij zeide hun: Wat raadt gij mij, dit volk te antwoorden, dat mij heeft durven zeggen:

WILLIBRORD

Maar uw vaderen vergaten Jahwe, hun God; daarom leverde Hij hen over aan Sisera, de legeraanvoerder van Hasor, aan de Filistijnen en aan de koning van Moab, die de strijd met hen aanbonden.

10
CANISIUS

En de jonge mannen, die met hem waren opgegroeid, zeiden hem: Dit moet ge antwoorden aan dit volk, dat tot u durfde zeggen: "Uw vader heeft ons een zwaar juk opgelegd;

WILLIBRORD

Toen riepen zij weer tot Jahwe en zeiden: Wij hebben gezondigd, want wij hebben Jahwe verlaten en de Baäls en Astarten gediend; bevrijd ons toch uit de macht van onze vijanden, en wij zullen U dienen.

11
CANISIUS

Heeft mijn vader u een zwaar juk opgelegd, ik zal uw juk nog verzwaren; heeft mijn vader u met zwepen getuchtigd, ik zal het met schorpioenen doen.

WILLIBRORD

Daarop zond Jahwe Jerubbaal, Bedan, Jefta en Samuël, en bevrijdde u uit de macht van uw vijanden rondom, zodat u veilig kon wonen.

12
CANISIUS

Toen nu heel het volk, op het bevel van den koning, overmorgen bij hem terug te komen, na drie dagen bij Roboam kwam,

WILLIBRORD

Maar toen u Nachas, de koning van de Ammonieten, op u af zag komen, hebt u, terwijl Jahwe uw God toch uw koning is, tot mij gezegd: Een koning moet over ons heersen!

13
CANISIUS

gaf de koning een hard antwoord aan het volk. Want hij stoorde zich niet aan de raad, die de bejaarde mannen hem hadden gegeven;

WILLIBRORD

Welnu, daar staat dan de koning, die u gewild hebt, om wie u gevraagd hebt. Jahwe heeft hem u gegeven.

14
CANISIUS

maar volgens de raad der jongelieden zeide hij hun: Heeft mijn vader u een zwaar juk opgelegd, ik zal het nog verzwaren; heeft mijn vader u met zwepen getuchtigd, ik zal het met schorpioenen doen.

WILLIBRORD

Als u, zowel uzelf als de koning die over u heerst, Jahwe nu maar vreest, Hem dient, naar Hem luistert, zijn gebod niet veracht en Hem volgt!

15
CANISIUS

De koning was dus het volk niet ter wille; want Jahweh had het zo beschikt, om zijn belofte te houden, die Hij door Achi-ja van Sjilo aan Jeroboam, den zoon van Nebat, had gedaan.

WILLIBRORD

Maar als u niet naar Jahwe luistert en als u zijn gebod veracht, dan zal zijn hand op u neerkomen, net als op uw vaderen.

16
CANISIUS

Toen heel Israël dus zag, dat de koning hun niet ter wille was, riep het volk den koning toe: Wat hebben wij met David te maken? We hebben niets uit te staan met den

WILLIBRORD

Gaat nu staan en let op, want Jahwe zal voor uw ogen iets groots gaan doen.

17
CANISIUS

En Roboam werd koning alleen over de Israëlieten, die in de steden van Juda woonden.

WILLIBRORD

Het is nu de tijd van de tarweoogst. Welnu, ik zal Jahwe aanroepen en Hij zal het laten donderen en regenen. Dan zult u zien en begrijpen, hoe verkeerd u tegenover Jahwe hebt gehandeld door een koning te vragen.'

18
CANISIUS

Wel vaardigde koning Roboam den leider van de arbeidsdienst, Adoniram, nog af, maar heel Israël stenigde hem dood, en koning Roboam moest overhaast zijn wagen bestijgen, om nog naar Jerusalem te kunnen vluchten.

WILLIBRORD

Toen riep Samuël Jahwe aan en Jahwe liet het donderen en regenen, die dag,

19
CANISIUS

Zo scheurde Israël zich van het huis van David los; dit bleef zo tot op de huidige dag.

WILLIBRORD

zodat het volk diep ontzag kreeg voor Jahwe en ook voor Samuël. En het volk zei tot Samuël: `Bid voor uw dienaren tot Jahwe uw God dat het niet onze dood wordt, nu wij bij al onze zonden ook nog misdaan hebben door een koning te vragen.'

20
CANISIUS

Toen heel Israël nu hoorde, dat Jeroboam was teruggekeerd, lieten ze hem naar een volksvergadering ontbieden en riepen hem tot koning uit over heel Israël. Alleen de stam Juda bleef David trouw.

WILLIBRORD

Maar Samuël zei tot het volk: `Ook al hebt u dit kwaad gedaan, u hoeft niet bevreesd te zijn, zolang u Jahwe niet verlaat en Hem dient met heel uw hart.

21
CANISIUS

Zodra Roboam nu te Jerusalem was aangekomen, verzamelde hij heel het huis van Juda en de stam Benjamin, wel honderdtachtig duizend strijdbare mannen, om tegen het huis van Israël oorlog te voeren en het koningschap voor Roboam, den zoon van Salomon, terug te winnen.

WILLIBRORD

Verlaat Hem niet om achter nietswaardigheden aan te lopen: zij kunnen niet helpen en niet bevrijden, want ze zijn niets waard.

22
CANISIUS

Maar het woord van God werd tot den Godsman Sjemaja gericht:

WILLIBRORD

Jahwe zal zijn volk niet verwerpen, omwille van zijn grote naam, want Hij heeft besloten van u zijn volk te maken.

23
CANISIUS

Zeg aan Roboam, den zoon van Salomon, en koning van Juda, en aan heel het huis van Juda en Benjamin en het overige volk:

WILLIBRORD

Er is ook geen sprake van dat ik tegen Jahwe zal zondigen door niet langer voor u te bidden. Ik zal u de goede en rechte weg blijven wijzen.

24
CANISIUS

Zo spreekt Jahweh! Trekt niet op en voert geen oorlog tegen uw broeders, de zonen van Israël! Iedereen kere terug naar zijn huis; want door Mij is dit alles beschikt. Zij luisterden naar Jahweh en keerden terug, zoals Hij bevolen had.

WILLIBRORD

Maar u moet Jahwe vrezen en Hem trouw en met heel uw hart dienen; u ziet toch de grote dingen die Hij voor u gedaan heeft!

25
CANISIUS

Jeroboam versterkte nu Sikem in het gebergte van Efraïm, en vestigde zich daar. Later trok hij er weg, en versterkte Penoeël.

WILLIBRORD

Volhardt u echter in uw boosheid, dan wordt u weggevaagd, u en uw koning!'

26
CANISIUS

Maar Jeroboam dacht bij zichzelf: Tenslotte zal het koninkrijk toch weer aan het huis van David komen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

27
CANISIUS

Want wanneer dit volk naar Jerusalem blijft trekken, om in de tempel van Jahweh offers op te dragen, dan zal het hart van het volk zich weer hechten aan Roboam, den koning van Juda, zijn heer; dan vermoorden ze mij en keren tot Roboam, den koning van Juda, terug.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

28
CANISIUS

Na rijp beraad liet de koning twee gouden kalveren maken. Toen sprak hij tot het volk: Lang genoeg zijt gij naar Jerusalem gegaan. Ziehier, Israël, uw goden, die u uit Egypte hebben geleid!

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

29
CANISIUS

Het ene plaatste hij te Betel, en het andere bracht hij naar Dan.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

30
CANISIUS

En dit werd voor Israël de oorzaak van zijn zonde; want het volk ging nu eens naar Dan, om bij het ene, en dan weer naar Betel, om bij het andere te bidden.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

31
CANISIUS

Verder bouwde hij tempels op de offerhoogten, en stelde uit het gewone volk priesters aan, die geen levieten waren.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

32
CANISIUS

Bovendien voerde Jeroboam op de vijftiende dag van de achtste maand een feest in, gelijk aan het feest, dat in Juda gevierd werd. Dan besteeg hij het altaar, dat hij te Betel had opgericht, om aan de kalveren te offeren, die hij had laten vervaardigen. Te Betel plaatste hij de priesters, die hij voor de offerhoogten had aangesteld.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

33
CANISIUS

Zo besteeg hij eens op de vijftiende dag van de achtste maand, die hij zelf voor het feest der Israëlieten had aangewezen, het altaar, dat hij te Betel had opgericht. Maar toen hij op het altaar was gaan staan om te offeren,

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling