1 Samuel 1
Alle 2 beschikbare vertalingen
Toen koning David heel oud geworden was, kon hij maar niet warm worden, hoe men hem ook met dekens toedekte.
Er was eens een man uit het bergland van Efraïm, een Sufiet uit Ramataïm, die Elkana heette. Hij was een zoon van Jerocham, de zoon van Elihu, de zoon van Tochu, de zoon van Suf, de Efratiet.
Daarom zeiden zijn hovelingen tot hem: Laat men voor mijn heer en koning een jonge maagd zoeken, die hem voortdurend ten dienste staat, hem verzorgt en bij hem slaapt; dan zal mijn heer en koning wel warm worden.
Elkana had twee vrouwen; de ene heette Hanna, de andere Peninna. Peninna had kinderen, Hanna niet.
In het hele gebied van Israël zocht men nu naar een mooi meisje, en vond Abisjag van Sjoenem, die men bij den koning bracht.
Elkana ging elk jaar uit zijn stam naar Silo om zich neer te buigen voor Jahwe van de machten en Hem offers te brengen. De priesters van Jahwe in Silo waren toen Chofni en Pinechas, twee zonen van Eli.
Het was een bijzonder mooi meisje; ze verzorgde den koning en diende hem, maar de koning hield geen gemeenschap met haar.
Wanneer Elkana dan zijn offer opdroeg, gaf hij zijn vrouw Peninna en haar zonen en dochters ieder een deel,
Intussen dacht Adoni-ja, de zoon van Chaggit, in zijn overmoed: Ik zal koning worden. Daarom schafte hij zich een wagen en ruiters aan, en vijftig man, die voor hem uitliepen;
maar aan Hanna gaf hij nog een extra-deel, want Hanna was zijn lievelingsvrouw, hoewel Jahwe haar schoot gesloten hield.
ondanks dit alles viel zijn vader hem nooit lastig met de vraag:Waarom doet ge dat?
Haar mededingster echter krenkte haar telkens weer en hoonde haar, omdat Jahwe haar schoot gesloten hield.
Hij onderhandelde dus met Joab, den zoon van Seroeja, en den priester Ebjatar, en dezen kozen de partij van Adoni-ja.
Ieder jaar opnieuw, als Hanna naar de tempel van Jahwe opging, deed Peninna dat en krenkte zij Hanna; dan schreide Hanna en wilde zij niet meer eten.
Maar de priester Sadok, Benajáhoe, de zoon van Jehojada, de profeet Natan en Sjimi met zijn krijgsmakkers, Davids helden, hielden het niet met Adoni-ja.
En Elkana vroeg haar dan: `Hanna, waarom schrei je? Waarom eet je niet en ben je zo bedroefd? Ben ik voor jou niet meer waard dan tien zonen?'
Toen Adoni-ja dan ook schapen runderen en mestvee bij de Slangensteen naast de bron Rogel offerde, en daarbij al zijn broers en al de koninklijke beambten uit de stam van Juda uitnodigde,
Op een keer ging Hanna, nadat ze in Silo gegeten en gedronken hadden, naar het heiligdom van Jahwe. De priester Eli zat daar op een zetel tegen de deurpost.
vroeg hij den profeet Natan, Benajáhoe, de helden en zijn broer Salomon niet.
Bitter bedroefd bad zij onder een stroom van tranen tot Jahwe
Toen sprak Natan tot Bat-Sjéba, de moeder van Salomon: Hebt ge niet gehoord, dat Adoni-ja, de zoon van Chaggit, buiten medeweten van onzen heer David koning is geworden?
en zij legde deze gelofte af: `Jahwe van de machten, als Gij omziet naar de ellende van uw dienares en mij indachtig wilt zijn, als Gij uw dienares niet vergeet en haar een zoon schenkt, dan zal ik hem voor zijn gehele leven aan Jahwe afstaan: geen scheermes zal over zijn hoofd gaan.'
Laat mij u nu een raad geven, hoe gij uw eigen leven en dat van uw zoon Salomon kunt redden.
Toen Hanna zo lang tot Jahwe bleef bidden, begon Eli op haar mond te letten.
Ga binnen bij koning David en zeg hem: Hebt gij, mijn heer en koning, uw dienstmaagd niet onder ede beloofd "Uw zoon Salomon zal na mij koning worden en op mijn troon
en omdat Hanna in haar binnenste sprak en haar lippen wel bewogen, maar haar stem niet hoorbaar werd, dacht Eli dat zij dronken was.
Terwijl gij dan nog met den koning spreekt, zal ik na u binnenkomen en uw woorden kracht bijzetten.
Hij zei tot haar: `Gedraag u toch niet langer als een beschonkene! Zorg liever dat u weer nuchter wordt.'
Bat-Sjéba ging dus het vertrek van den koning binnen; de koning was zeer oud en Abisjag van Sjoenem diende hem.
Maar Hanna antwoordde: `U vergist u, mijn heer, ik ben een vrouw die diep bedroefd is. Ik heb geen wijn of sterke drank gedronken, maar ik stort mijn hart uit voor Jahwe.
Bat-Sjéba boog voor den koning, en wierp zich voor hem neer. Hij zeide tot haar: Wat verlangt ge?
U moet uw dienares niet als een minderwaardige vrouw beschouwen; alleen uit overgrote zorg en droefheid heb ik zo lang gebeden.'
Zij antwoordde: Mijn heer, gij hebt uw dienares bij Jahweh, uw God, gezworen: "Uw
Toen antwoordde Eli: `Ga dan in vrede, en de God van Israël moge u geven wat u van Hem hebt afgesmeekt.'
En zie, nu is Adoni-ja koning geworden, zonder dat gij, mijn heer en koning, het weet.
Zij antwoordde: `Moge uw dienares genade in uw ogen vinden.' Toen ging de vrouw weg; zij at en haar gezicht klaarde op.
Hij heeft een grote menigte runderen, mestvee en schapen geofferd, en al de zonen des konings genodigd, met den priester Eb-jatar en den legeroverste Joab, maar uw dienaar Salomon niet.
De volgende morgen bogen zij zich voor Jahwe neer en gingen terug naar Rama. Toen Elkana gemeenschap had met Hanna, was Jahwe haar indachtig;
Thans zijn de ogen van heel Israël op u gericht, mijn heer en koning, opdat gij het te kennen geeft, wie na u op de troon van mijn heer en koning moet zitten.
in de loop van het jaar werd Hanna zwanger en bracht zij een zoon ter wereld. Zij noemde hem Samuël, `want,' zei ze, ik heb hem van Jahwe afgesmeekt.'
Anders zullen ik en mijn zoon Salomon als misdadigers behandeld worden, wanneer mijn heer en koning bij zijn vaderen zal te ruste gaan.
Toen Elkana weer met zijn hele gezin op reis ging om het jaarlijks offer op te dragen en zijn gelofte in te lossen,
Terwijl zij nog met den koning sprak, kwam de profeet Natan;
ging Hanna niet mee, want - zei ze tot haar man - `ik ga de jongen pas brengen als hij aan je borst ontwend is; dan zal hij voor Jahwe treden en altijd bij Hem blijven.'
en men meldde den koning: Daar is de profeet Natan. Deze kwam bij den koning binnen, wierp zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde,
Haar man Elkana antwoordde: `Doe wat je het beste lijkt; blijf hier tot je hem de borst ontwend hebt. En moge Jahwe zijn woord gestand doen.' De vrouw bleef dus thuis en voedde haar zoon, tot zij hem de borst ontwende.
en sprak: Mijn heer en koning, gij hebt dus gezegd, dat Adoni-ja na u koning zal worden en op uw troon zal zitten?
Zodra hij van de borst was, nam zij de jongen mee, met een driejarige stier, een efa meel en een zak wijn. Zij bracht de jongen, zo klein als hij was, naar de tempel van Jahwe in Silo.
Want hij is vandaag een grote menigte runderen, mestvee en schapen gaan offeren, en heeft daarbij al de zonen des konings met de legeroversten en den priester Ebjatar uitgenodigd; nu eten en drinken ze bij hem en roepen: Leve koning Adoni-ja!
Zij slachtten de stier en brachten de jongen naar Eli.
Maar mij, uw dienaar, en den priester Sadok, heeft hij niet uitgenodigd; evenmin Benajáhoe, den zoon van Jehojada, en uw dienaar Salomon.
Daarbij zei Hanna: `Met uw verlof, mijn heer, zo waar u leeft, mijn heer, ik ben de vrouw die hier gestaan heeft om tot Jahwe te bidden, in uw tegenwoordigheid.
Is dit alles werkelijk op last van mijn heer en koning gebeurd, zonder dat gij uw dienaar hebt laten weten, wie na u op de troon van mijn heer en koning zal zitten?
Om deze jongen heb ik gebeden en Jahwe heeft mij gegeven wat ik van Hem heb afgesmeekt.
Nu sprak koning David: Roept Bat-Sjéba hier. Toen zij binnen gekomen was en voor den koning stond,
Daarom sta ik hem aan Jahwe af. Zolang hij leeft, blijft hij aan Jahwe afgestaan.' En zij bogen zich daar voor Jahwe neer.
zwoer hij: Zo waar Jahweh leeft, die mij uit alle nood heeft gered;
Niet beschikbaar in deze vertaling
wat ik u bij Jahweh, Israëls God, gezworen heb, dat uw zoon Salomon na mij koning zal worden en in mijn plaats op mijn troon zal zitten, dat breng ik vandaag nog ten uitvoer.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen boog Bat-Sjéba het aangezicht ter aarde, wierp zich voor den koning neer en zeide: Leve mijn heer, koning David. in eeuwigheid!
Niet beschikbaar in deze vertaling
Nu sprak koning David: Roept den priester Sadok, den profeet Natan en Benajáhoe, den zoon van Jehojada. Toen dezen voor den koning waren verschenen,
Niet beschikbaar in deze vertaling
zeide hij hun: Neemt de dienaren van uw heer mee, zet mijn zoon Salomon op mijn eigen muildier, en leidt hem naar de Gichon
Niet beschikbaar in deze vertaling
Daar moeten de priester Sadok en de profeet Natan hem tot koning over Israël zalven. Steekt dan de bazuin en roept: Leve koning Salomon!
Niet beschikbaar in deze vertaling
Trekt daarop in zijn gevolg de stad binnen, en laat hem dan op mijn troon gaan zitten. Zo zal hij koning zijn in mijn plaats; want hem stel ik aan tot vorst over Israël en Juda.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen sprak Benajáhoe, de zoon van Jehojada, tot den koning: Zo zij het! Moge Jahweh de woorden van mijn heer en koning bekrachtigen.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Zoals Jahweh met mijn heer en koning geweest is, zo moge Hij ook met Salomon zijn, en zijn troon nog verhevener maken dan die van mijn heer en koning David.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen gingen de priester Sadok, de profeet Natan en Benajáhoe, de zoon van Jehojada, met de Kretenzen en de Peletiërs heen, zetten Salomon op het muildier van koning David, en leidden hem naar de Gichon.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Daar nam de priester Sadok de hoorn met olie, die hij uit de verbondstent had meegenomen, en zalfde Salomon. Nu stak men de bazuin, en heel het volk riep: Leve koning Salomon!
Niet beschikbaar in deze vertaling
Daarop trok al het volk achter hem aan de stad in, en men speelde op de fluit en jubelde van vreugde, zodat de grond er van dreunde.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Adoni-ja en al de gasten, die bij hem waren, hoorden dit, juist toen de maaltijd ten einde was. Ook Joab hoorde de klank der bazuinen en vroeg: Vanwaar dat luid gejoel in de stad?
Niet beschikbaar in deze vertaling
Terwijl hij nog sprak, kwam Jonatan, de zoon van den priester Ebjatar aangelopen, en Adoni-ja riep: Kom hier; ge zijt een flink man, en zult wel een goede tijding brengen.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Maar Jonatan antwoordde: Integendeel; onze heer, koning David, heeft Salomon koning gemaakt.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Hij heeft hem den priester Sadok, den profeet Natan, en Benajáhoe, den zoon van Jehojada met de Kretenzen en de Peletiërs meegegeven. Dezen hebben hem op het muildier van den koning gezet,
Niet beschikbaar in deze vertaling
en de priester Sadok en de profeet Natan hebben hem bij de Gichon tot koning gezalfd. Vandaar zijn ze jubelend de stad ingegaan, die in rep en roer geraakte. Dit is het rumoer, dat ge gehoord hebt.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Salomon heeft zich op de koninklijke troon neergezet,
Niet beschikbaar in deze vertaling
en de dienaren van den koning zijn binnengekomen, om onzen heer, koning David, geluk te wensen. Ze zeiden: Moge uw God de naam van Salomon nog roemrijker maken dan de uwe, en zijn troon nog verhevener dan uw troon. En de koning boog zich op zijn rustbed neer
Niet beschikbaar in deze vertaling
en sprak: Gezegend zij Jahweh, Israëls God, die heden een van mijn zonen op mijn troon heeft geplaatst, en het mij met eigen ogen heeft laten zien.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Toen stonden de gasten van Adoni-ja ontsteld op, en zochten allen een goed heenkomen.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Ook Adoni-ja liep uit vrees voor Salomon weg, en greep de hoornen van het altaar
Niet beschikbaar in deze vertaling
En men berichtte aan Salomon, dat Adoni-ja uit vrees voor koning Salomon de hoornen van het altaar had vastgegrepen en gezegd: Eerst moet koning Salomon mij zweren, dat hij zijn dienaar niet met het zwaard zal doden.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Maar Salomon zei: Wanneer het blijkt, dat hij een eerlijk man is, zal geen haar van hem ter aarde vallen; maar wordt hij op iets slechts betrapt, dan zal hij sterven.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Daarop liet koning Salomon hem van het altaar halen; hij kwam en wierp zich voor koning Salomon neer. En Salomon sprak tot hem: Ga naar huis.
Niet beschikbaar in deze vertaling