1 Petrus 4

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Daar Christus nu naar het vlees heeft geleden, moet ook gij u wapenen met dezelfde gedachte: wie lijdt naar het vlees, is los van de zonde;

WILLIBRORD

Heeft Christus dan geleden naar het lichaam, zo wapent ook gij u met diezelfde gedachte, namelijk dat hij die naar het lichaam heeft geleden, met de zonde heeft afgerekend;

2
CANISIUS

zodat gij niet langer naar de lusten der mensen, maar naar de wil van God de tijd doorleeft, die u rest in het vlees.

WILLIBRORD

zo iemand moet de rest van zijn aardse leven doorbrengen volgens Gods wil en niet langer volgens menselijke begeerten.

3
CANISIUS

Want lang genoeg heeft de tijd geduurd, die nu voorbij is, waarin gij de zin der heidenen deedt, en geleefd hebt in losbandigheid, wellust, dronkenschap, brasserij, drinkgelagen en zondige afgoderij.

WILLIBRORD

Tijd genoeg is reeds voorbijgegaan met te doen wat de heidenen willen: gij hebt een leven geleid van losbandigheid, wellust, dronkenschap, feesten, drinkgelagen en de verwerpelijke dienst der afgoden.

4
CANISIUS

En nu staan ze vreemd te zien en lasteren ze u, omdat gij niet meedraaft naar dezelfde modderpoel van ongebondenheid;

WILLIBRORD

Nu het hen bevreemdt dat gij niet meer aan die buitensporigheden meedoet, weten zij niet beter te doen dan u te belasteren.

5
CANISIUS

maar ze zullen hierover rekenschap hebben te geven aan Hem, die gereed staat, om levenden en doden te oordelen.

WILLIBRORD

Maar zij zullen daarvan rekenschap moeten afleggen aan Hem die gereed staat levenden en doden te oordelen.

6
CANISIUS

Immers juist hierom is ook aan de doden de blijde tijding gebracht, opdat ze bij God naar de geest zouden leven, al zijn ze ook bij de mensen geoordeeld naar het vlees.

WILLIBRORD

Daarom is ook aan gestorvenen het evangelie verkondigd, opdat zij, hoewel als mensen naar het vlees veroordeeld, voor God zouden leven door de Geest.

7
CANISIUS

Het einde nadert van alle dingen! Beheerst dus uzelf en weest bezonnen, opdat gij kunt bidden.

WILLIBRORD

Het einde van alle dingen is nabij. Weest dus bezonnen en nuchter opdat gij kunt bidden.

8
CANISIUS

Draagt vóór alles elkander vurige liefde toe; want de liefde bedekt een menigte zonden.

WILLIBRORD

Beoefent vooral de onderlinge liefde met volharding, want de liefde bedekt tal van zonden.

9
CANISIUS

Weest gastvrij jegens elkander, zonder te morren.

WILLIBRORD

Betoont elkander gastvrijheid zonder morren.

10
CANISIUS

Dient elkander met de genadegaven, zoals elk ze ontving, als goede beheerders van de vele genaden van God:

WILLIBRORD

Dient elkaar, als goede beheerders van Gods veelsoortige genade, met de gaven, zoals ieder die heeft ontvangen:

11
CANISIUS

wanneer iemand spreekt, het zij als Gods woord; wanneer iemand dient, het geschiede door de kracht, door God hem verleend. Moge dan in alles God worden verheerlijkt door Jesus Christus, wien de heerlijkheid is en de kracht in de eeuwen der eeuwen. Amen!

WILLIBRORD

wie spreekt, moet beseffen dat hij Gods woorden spreekt; wie een dienst verricht, wete dat God het is die hem kracht verleent. Dan zal God in alles worden verheerlijkt door Jezus Christus, aan wie de heerlijkheid is en de macht in de eeuwen der eeuwen. Amen.

12
CANISIUS

Geliefden, staat niet verbaasd over de brand der beproeving, die bij u uitslaat, alsof u iets vreemds overkwam!

WILLIBRORD

Dierbare vrienden, verwondert u niet over de brand die in uw midden woedt om u te louteren, alsof u iets ongewoons overkomt.

13
CANISIUS

Maar verheugt u veeleer, naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij ook blijde moogt juichen als zijn glorie verschijnt.

WILLIBRORD

Verheug u veeleer, juist in de mate dat gij deelhebt aan het lijden van Christus; dan zult gij juichen van blijdschap, wanneer zijn heerlijkheid zich openbaart.

14
CANISIUS

Zalig zijt gij, zo gij om Christus’ naam smaad ondergaat; want dan rust op u de Geest

WILLIBRORD

Prijst u gelukkig, als men u hoont om de naam van Christus: het is een teken dat de Geest der heerlijkheid, die de Geest van God is, op u rust.

15
CANISIUS

Immers niemand van u mag lijden als moordenaar of dief, als misdadiger of oproermaker;

WILLIBRORD

Zorgt dat niemand van u te lijden heeft als moordenaar of dief of boosdoener of aanbrenger.

16
CANISIUS

maar lijdt hij als christen, hij schame zich niet, doch verheerlijke God om die naam.

WILLIBRORD

Maar wie als christen lijdt, moet zich niet schamen, maar God eren met de naam.

17
CANISIUS

Want de tijd van het oordeel is daar, dat begint met Gods huis. Maar wanneer het met ons gaat beginnen, wat zal dan het einde zijn van hen, die niet gehoorzamen aan het Evangelie van God?

WILLIBRORD

Want de tijd van het oordeel is aangebroken, en het begint met het huisgezin van God. Als het met ons begint, hoe zal het dan eindigen voor hen die het evangelie van God weigeren te gehoorzamen?

18
CANISIUS

En wanneer de rechtvaardige ternauwernood wordt gered, waar komt dan de goddeloze en zondaar terecht?

WILLIBRORD

En als de rechtvaardige ternauwernood gered wordt, waar blijft dan de goddeloze en de zondaar?

19
CANISIUS

Daarom ook moeten zij, die naar Gods wil lijden verduren, hun zielen veilig stellen bij den getrouwen Schepper, door het goede te doen.

WILLIBRORD

Daarom moeten ook zij die onschuldig te lijden hebben, omdat God het zo toelaat, hun ziel aan hun Schepper toevertrouwen door te doen wat goed is: Hij zal hen niet in de steek laten.