1 Korintiërs 6

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Wanneer iemand van u met een ander een geschil heeft, durft hij dan recht zoeken bij de ongerechtigen, en niet bij de heiligen?

WILLIBRORD

Blijkbaar zijn er onder u die, als zij een kwestie hebben met hun naaste, hun recht gaan zoeken bij de ongerechtigen en niet bij de heiligen.

2
CANISIUS

Weet gij dan niet, dat de heiligen de wereld zullen richten? En zo zelfs de wereld

WILLIBRORD

Weet gij niet dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En als het oordeel over de wereld bij u berust, zoudt gij dan niet bevoegd zijn voor de meest onbeduidende rechtszaken?

3
CANISIUS

Weet gij niet, dat wij engelen zullen richten? Hoeveel te meer dus de kwesties van

WILLIBRORD

Weet gij niet dat wij over engelen zullen oordelen? Hoeveel te meer dan over alle daagse dingen.

4
CANISIUS

En toch laat gij bij uw dagelijkse geschillen juist hen daarover zitting houden, die door de gemeente worden veracht.

WILLIBRORD

Voor dit soort geschillen moest gij hen die in de gemeente niet in tel zijn, zitting laten houden.

5
CANISIUS

Ik zeg het tot uw beschaming. Is er dan onder u geen enkel verstandig man, die tussen zijn broeders uitspraak zou kunnen doen?

WILLIBRORD

Dit zeg ik om u te beschamen. Er is onder u toch wel een verstandig man, die tussen broeders uitspraak kan doen?

6
CANISIUS

In plaats daarvan daagt de ene broeder den ander voor het gerecht, en dan nog wel ten overstaan van ongelovigen.

WILLIBRORD

In plaats daarvan procedeert de ene broeder tegen de andere, en dat nog wel ten overstaan van ongelovigen.

7
CANISIUS

Ja, het is op zichzelf voor u al meer dan erg, dat gij met elkander geschillen hebt. Waarom lijdt gij niet liever onrecht? Waarom lijdt gij niet liever schade?

WILLIBRORD

Dat gij tegen elkaar processen voert is al treurig genoeg. Waarom lijdt gij niet liever onrecht? Waarom laat gij u niet benadelen?

8
CANISIUS

In plaats daarvan doet gij zelf onrecht en schade, en dat nog wel aan broeders.

WILLIBRORD

Maar gij pleegt zelf onrecht, zelf berokkent gij schade, en nog wel aan broeders.

9
CANISIUS

Weet gij dan niet, dat zij die onrecht doen, geen deel zullen hebben aan het koninkrijk Gods? Bedriegt u niet. Ontuchtigen, afgodendienaars, overspelers, wellustelingen,

WILLIBRORD

Weet gij niet dat zij die onrecht plegen het koninkrijk Gods niet zullen erven? Maakt uzelf niets wijs! Hoerenlopers, afgodendienaars, echtbrekers, schandknapen, knapenschenders,

10
CANISIUS

dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars en rovers zullen geen deel hebben aan het koninkrijk Gods.

WILLIBRORD

dieven, uitbuiters, dronkaards, lasteraars, oplichters, zij zullen het koninkrijk Gods niet erven.

11
CANISIUS

En dit waren sommigen van u. Maar gij zijt rein gewassen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd in de naam van den Heer Jesus Christus en door den Geest van onzen God.

WILLIBRORD

En sommigen van u zijn dat wel geweest, maar nu zijt gij rein gewassen, gij zijt geheiligd, gij zijt gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God.

12
CANISIUS

Alles is mij geoorloofd! Maar alles is niet heilzaam! Alles is mij geoorloofd! Maar ik zal me door niets laten overheersen!

WILLIBRORD

“Alles is mij geoorloofd.” Ja, maar niet alles is goed voor mij. “Alles staat mij vrij.” Ja, maar ik moet mij door niets laten knechten.

13
CANISIUS

De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen; maar God zal beide aan de vernietiging prijsgeven. Het lichaam daarentegen is niet voor de ontucht, maar het behoort aan den Heer, en de Heer aan het lichaam.

WILLIBRORD

Het voedsel voor de buik en de buik voor het voedsel! Goed, en God zal aan allebei een eind maken. Maar het lichaam is er niet voor de ontucht, maar voor de Heer, en de Heer voor het lichaam.

14
CANISIUS

God heeft den Heer opgewekt, en Hij zal ook ons doen verrijzen door zijn kracht.

WILLIBRORD

God heeft niet alleen de Heer opgewekt uit de dood, Hij zal ook ons doen opstaan door zijn kracht.

15
CANISIUS

Weet gij soms niet, dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? Zal ik ze dan doen

WILLIBRORD

Gij weet toch dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? Zou ik dan wat aan Christus toebehoort wegnemen en aan een deerne geven? Dat nooit!

16
CANISIUS

Maar weet gij ook niet, dat hij, die zich met een deerne afgeeft, met haar één lichaam is? Want Hij zegt: "Deze twee zullen één vlees zijn."

WILLIBRORD

Of weet gij niet dat hij die met een deerne omgang heeft, één lichaam met haar wordt? De Schrift zegt immers: De twee worden één vlees.

17
CANISIUS

Hij daarentegen, die den Heer aanhangt, is één geest met Hem.

WILLIBRORD

Maar wie zich met de Heer verenigt, is met Hem één geest.

18
CANISIUS

Vlucht de ontucht! Iedere zonde, die de mens bedrijft, is buiten het lichaam, maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam.

WILLIBRORD

Onthoudt u van hoererij. Elke andere zonde die een mens bedrijft, gaat buiten het lichaam om, maar de ontuchtige zondigt tegen zijn eigen lichaam.

19
CANISIUS

Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van den heiligen Geest, die in u woont, en dien gij van God hebt ontvangen; ook dat gij uzelf niet toebehoort,

WILLIBRORD

Gij weet het, uw lichaam is een tempel van de heilige Geest, die in u woont, die gij van God hebt ontvangen. Gij zijt niet van uzelf.

20
CANISIUS

daar gij duur zijt gekocht? Verheerlijkt dus God in uw lichaam!

WILLIBRORD

Gij zijt gekocht en de prijs is betaald. Eert dan God met uw lichaam.