1 Korintiërs 16

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Wat de collecte betreft ten bate der heiligen, zo moet ook gij doen, zoals ik het in de kerken van Galátië geregeld heb.

WILLIBRORD

Wat de collecte voor de heiligen betreft: volgt de regel die ik voor de kerken van Galatië heb vastgesteld.

2
CANISIUS

Op de eerste dag van iedere week moet ieder van u naar vermogen iets terzijde leggen en opsparen, opdat de collecten niet eerst beginnen, als ik kom.

WILLIBRORD

Laat ieder van u elke zondag naar vermogen iets op zij leggen en bewaren; anders beginnen de inzamelingen pas wanneer ik kom.

3
CANISIUS

Bij mijn komst zal ik dan hen, die gij daarvoor geschikt acht, met brieven naar Jerusalem zenden, om uw liefdegave over te brengen.

WILLIBRORD

Ik zal dan, als ik bij u ben, de mannen die gij daarvoor geschikt acht, met brieven naar Jeruzalem zenden om uw gaven over te brengen.

4
CANISIUS

Is het de moeite waard, dat ik zelf ga, dan kunnen ze met me mee gaan.

WILLIBRORD

En als het de moeite waard is dat ik zelf ook ga, kunnen zij met mij meereizen.

5
CANISIUS

Ik zal naar u toe komen, wanneer ik Macedónië door ben. Want Macedónië trek ik slechts door;

WILLIBRORD

Ik kom bij u, wanneer ik in Macedonië geweest ben, want ik ga over Macedonië.

6
CANISIUS

maar bij u zal ik, zo mogelijk, langer vertoeven, misschien wel de winter doorbrengen, zodat gij me kunt uitrusten, wanneer ik verder reis.

WILLIBRORD

Bij u zal ik, als het kan, langer blijven en misschien wel de winter doorbrengen; gij kunt mij dan voorthelpen, wanneer ik verder reis.

7
CANISIUS

Want ik wil u ditmaal niet in het voorbijgaan bezoeken, maar ik hoop enige tijd bij u te blijven, zo de Heer het toelaat.

WILLIBRORD

Het is niet mijn bedoeling u ditmaal vluchtig te bezoeken; ik hoop enige tijd bij u te blijven, als de Heer het toelaat.

8
CANISIUS

Tot Pinksteren zal ik te Éfese blijven;

WILLIBRORD

Tot Pinksteren blijf ik nog in Éfeze,

9
CANISIUS

want een grote en zware deur staat voor me open, en de tegenstanders zijn velen.

WILLIBRORD

want de deur staat hier wijd open voor mijn werk, en er zijn veel tegenstanders.

10
CANISIUS

Wanneer Timóteus komt, zorgt dan, dat hij zonder vrees bij u kan zijn, want hij verricht

WILLIBRORD

Wanneer Timóteüs komt, zorgt ervoor dat hij zich bij u thuis voelt; hij doet het werk des Heren evenals ik;

11
CANISIUS

Niemand schiete dus te kort in eerbied voor hem. Doet hem in vrede uitgeleide, opdat hij naar mij heen komt; want ik en de broeders wachten op hem.

WILLIBRORD

niemand mag hem minachten. Bezorgt hem een veilige terugreis hierheen, want de broeders en ik wachten op hem.

12
CANISIUS

Wat broeder Apollo betreft, ik heb hem dringend verzocht, naar u heen te gaan tezamen met de broeders; maar hij heeft volstrekt geweigerd, om thans te vertrekken. Hij zal gaan, wanneer het hem gelegen komt.

WILLIBRORD

Wat onze broeder Apollos betreft, ik heb hem dringend verzocht met de broeders mee te gaan naar u, maar hij weigerde absoluut nu al te vertrekken; hij zal gaan zodra het hem gelegen komt.

13
CANISIUS

Weest waakzaam, staat vast in het geloof; blijft mannen, weest kloek.

WILLIBRORD

Blijft waakzaam, staat vast in het geloof, weest moedig en sterk.

14
CANISIUS

Alles geschiede bij u in liefde.

WILLIBRORD

Laat alles bij u gebeuren met liefde.

15
CANISIUS

Broeders, ik heb u nog iets te verzoeken. Gij weet, dat de familie van Stéfanas de eersteling van Achaja is, en dat ze zich ten dienste der heiligen hebben gesteld.

WILLIBRORD

Ik heb nog een verzoek aan u, broeders: gij weet dat Stéfanas en zijn gezin de eerste bekeerlingen van Achaïa zijn en dat zij zich in dienst hebben gesteld van de heiligen.

16
CANISIUS

Toont ook gij ontzag voor zulke personen, als aan allen, die met hen meewerken en zwoegen,

WILLIBRORD

Aanvaardt dan ook van uw kant de leiding van zulke mensen en van allen die hun werk en moeite delen.

17
CANISIUS

Ik verheug me over de aanwezigheid van Stéfanas, Fortunatus en Acháicus; want ze hebben me het gemis van u vergoed,

WILLIBRORD

Ik verheug mij over de aanwezigheid hier van Stéfanas, Fortunátus en Acháïcus; zij hebben mij het gemis van u vergoed,

18
CANISIUS

en mijn geest verkwikt evenals die van u. Waardeert dus zulke mensen.

WILLIBRORD

zij hebben mijn zorgen verlicht, en daarmee ook de uwe. Houdt zulke mensen in ere.

19
CANISIUS

De gemeenten van Azië groeten u. Aquila en Priska met heel de gemeente, die in hun huis vergadert, laten u bijzonder groeten in den Heer.

WILLIBRORD

De gemeenten van Asia laten u groeten. Veel groeten in de Heer van Áquila en Prisca en van de gemeente bij hen aan huis.

20
CANISIUS

Alle broeders groeten u. Groet elkander met een heilige kus.

WILLIBRORD

Al de broeders groeten u. Groet elkander met de heilige kus.

21
CANISIUS

De groet is van mijn eigen hand: Paulus.

WILLIBRORD

Deze groet is van mijn eigen hand: Paulus.

22
CANISIUS

Zo iemand den Heer niet liefheeft, hij zij vervloekt. "Marán-Atá".

WILLIBRORD

Als iemand de Heer niet liefheeft, hij zij vervloekt. Maranatha!

23
CANISIUS

De genade van onzen Heer Jesus zij met u!

WILLIBRORD

De genade van de Heer Jezus zij met u.

24
CANISIUS

Mijn liefde is met u allen in Christus Jesus.

WILLIBRORD

Mijn liefde is met u allen in Christus Jezus.